kerk en recht

In ieder geval? – 1

Op college sloegen we onlangs ord. 4-8-9 op. Deze bepaling heeft betrekking op situaties waarin de kerkenraad op enigerlei wijze de gemeente in de aanloop tot de definitieve besluitvorming dient te betrekken. Eerst worden twee situaties genoemd waarin de kerkenraad een beraad dient te organiseren, namelijk bij het toelaten van doopleden tot het avondmaal en bij het zegenen van andere levensverbintenissen dan een huwelijk van man en vrouw. Daarna volgen een aantal gevallen waarin volstaan kan worden met het vragen van de mening van de gemeente. In het eerste geval luidt de zin: ‘De kerkenraad neemt geen besluiten tot het wijzigen van …’. In het tweede geval begint de zin met: ‘De kerkenraad neemt in ieder geval geen besluiten tot het wijzigen van …’ (curs. KWdJ). Studenten stelden daarop de vraag: waarom is hier ‘in ieder geval’ toegevoegd?

Oude tekst?

Mijn eerste gedachte was dat de toevoeging het gevolg is van het aanpassen, herschikken en samenvoegen van verschillende teksten. Het kennen en horen, zoals dat in de kerkorde van 2004 was vastgelegd en ook bij de herziening van 2013 was gecontinueerd, is met de herziening van 2018 verdwenen. Gemeenteleden worden nu in de gelegenheid gesteld hun mening te geven. Wat er precies gewijzigd is en de inhoudelijke gevolgen daarvan laat ik hier buiten beschouwing (zie deze blog; zie ook dit artikel). Geen van de bepalingen van vóór 2018 kenden echter de toevoeging ‘in ieder geval’.

Betekenis

Welke betekenis kan het dan hebben? De meest voor de hand liggende uitleg voor het toegevoegde ‘in ieder geval’ is, dat de kerkenraad ook in andere gevallen gemeenteleden om hun mening mag vragen. Ook de Nieuwe toelichting (2019) van Bos-Koffeman (p. 135v) lijkt de woorden in deze zin te gebruiken. Hij is er in die andere gevallen echter niet toe verplicht.

Inconsequent?

Het is dan wel enigszins vreemd dat de eerste zin van ord. 4-8-9 het ‘in ieder geval’ niet kent. Ook daar zou het prima passen. Slechts in twee gevallen móet er een beraad – een bezinningsproces in de gemeente (zie Bos-Koffeman, p. 26v) – gehouden worden. Het is echter niet verboden dat ook in andere gevallen te doen. Integendeel. Ik zie slechts een inhoudelijke grens opdoemen als een kerkenraad hier zo ver in gaat, dat hij de besluitvorming feitelijk uit handen geeft. Dan sneuvelt een van de onderliggende principes van de kerkorde, het presbyteriaal-synodale, en krijgt de plaatselijke organisatie een congregationalistische inslag. In de praktijk kan dat voorkomen, het lijkt me echter niet wenselijk.

Achtergrond

In mijn verdere zoektocht naar de besluitvorming rond het ‘in ieder geval’ tast ik in het duister. In de eerste lezing van de zogenaamde tranche 2 zoals die in het voorjaar van 2017 ter consideratie naar de gemeenten is gegaan, ontbreken de woorden. Het rapport met de concept tweede lezing waarover de synode zich een jaar later boog, bevat de woorden daarentegen wel. In de toelichting is er echter niets over terug te vinden. Ook in de consideraties vind ik geen aanwijzingen die de invoeging kunnen verklaren. Ze zijn dus vermoedelijk op eigen gezag ingevoegd, hetgeen bij het Generaal College voor de Kerkorde wel eens vaker voorkomt en ook niet uitgesloten is. Vermelding was echter wel passend geweest.

Wordt vervolgd