kerk en recht

Kerk en COVID-19 – kerkrechtelijk perspectief

De overheid vroeg op donderdag 12 maart ook kerken af te zien van bijeenkomst van meer dan honderd personen. Ik schreef in dat verband een blog over de vraag of de overheid kerken daartoe ook zou kunnen dwingen. Nu voor wat betreft de PKN de vraag of gemeente kan afzien van het houden van kerkdiensten. De kerkorde formuleert het vrij stevig in ord. 5-1-1: ‘Op de zondag (…) komt de gemeente samen in de eredienst.’ De formulering als zodanig laat geen ruimte voor uitzonderingen. Bos-Koffeman 2019 interpreteert de regel niettemin wat ruimer: ‘Alleen bij hoge uitzondering mag een kerkenraad dus besluiten op een bepaalde zondag geen kerkdienst te beleggen.’ (p. 59) Dat zal te maken hebben met het feit dat de kerkorde van de GKN op iedere zondag het houden van tenminste één kerkdienst voorschreef, terwijl de kerkorde van de NHK dat open liet. De striktere formulering van de GKN is echter niet overgenomen, hetgeen er op zou kunnen wijzen dat het zo strikt ook niet hoeft. Ik bedenk deze onderbouwing bij de zin uit Bos-Koffeman zelf. Ik weet niet waar zij hun standpunt op baseren. Overtuigd ben ik persoonlijk niet direct. De kerkorde laat mijns inziens eigenlijk geen ruimte om geen dienst te houden. Ord. 5-1-2 vervolgt namelijk: ‘De gemeente kan tevens samenkomen (…)’ (curs. KWdJ). Het samenstel van de bepalingen maakt verder duidelijk dat het de plaatselijke (wijk)kerkenraad is die over de kerkdiensten beslist. De tekst van de PKN-website in verband met het COVID-19-virus lijkt me dan ook correct: ‘raden wij gemeenten aan om’. In de gemeenten valt de beslissing. Dat sluit ook goed aan bij artikel XIX dat handelt over ‘buitengewone omstandigheden’ die ‘het normaal functioneren van het leven van de kerk onmogelijk maken’. Precies dat is nu het geval. Het desbetreffende kerkelijk lichaam, i.c. de kerkenraad, kan ‘naar bevind van zaken’ handelen (Bos-Koffeman 2019, p. 19). Het lijkt mij in dat licht uitstekend te verdedigen dat kerkenraden de kerkordelijke bepaling op zondag bijeen te komen terzijde schuiven. Tegelijk handelt een kerkenraad in de geest van de kerkordelijke bepaling als hij naar alternatieven zoekt. Ik denk dan aan een kleine groep die toch de kerkdienst houdt die vervolgens door de gemeente als geheel op internet gevolgd kan worden, of aan predikant en organist die in goed samenspel samen een dienst verzorgen voor het internet. Ook een verwijzing naar de korte dienst op TV (NPO2) aanstaande zondag, 9.30 uur, is mogelijk. Nuchter vermeldt de PKN-site daarbij: ‘Dit ter vervanging van de kerkdiensten die zondag niet door gaan.’

Ik las dat tenminste een classis in een brief aan de kerkenraden heeft gesteld dat kerkdiensten met meer dan honderd personen ‘moeten’ worden afgelast, omdat bijeenkomsten met meer dan dit aantal zijn ‘verboden’. De taal is steviger dan die van de overheid. Het zal niet de bedoeling zijn om aan te geven dat de clássis – of een van haar organen, moderamen/breed moderamen – het houden van deze kerkdiensten verbiedt, al geeft de brief die indruk wel. Het hierboven geciteerde artikel XIX biedt daar ook geen grond voor. Het ontraden van kerkdiensten met minder dan honderd kerkgangers – de landelijke PKN gaat niet zover – kan wel goed op kerkordelijke gronden verdedigd worden. Advies en hulp bieden aan kerkenraden hoort tot de taak van de classicale vergadering (ord. 4-14-1), terwijl het moderamen actie kan ondernemen in zaken ‘die geen uitstel gedogen’ (ord. 4-15-6), hetgeen in casu het geval is. Hoe dan ook, duidelijk moet zijn dat het de plaatselijke (wijk)kerkenraad is die vanuit de eigen verantwoordelijkheid is voor de plaatselijke eredienst, aan zet is, ook al hebben zij bij meer dan honderd kerkgangers in de gegeven omstandigheden weinig keuze.