kerk en recht

Gastblog – Ruimte voor experiment rond het ambt in kerngemeenten

De Amsterdamse PThU-studenten sluiten de MA-cursus af met onder andere een werkstuk. Enkele daarvan nodig ik uit voor een gastblog. Hieronder volgt een betoog van Barbara Broeren die kritische vragen stelt bij de wijze waarop in de PKN-nota ‘Mozaïek van kerkplekken’ gesproken wordt over de ambten.

Een nieuwe vorm van kerk-zijn binnen de Protestantse Kerk is de zgn. kerngemeente: een zelfstandige gemeente die minder regels vanuit de landelijke kerk opgelegd krijgt. In Mozaïek van kerkplekken worden verschillende voorstellen gedaan om deze regeldruk te verminderen. Eén van die thema’s betreft het bijzonder ambt.

In Mozaïek van kerkplekken wordt betoogd dat het bijzonder ambt nodig is, ook in kerngemeenten, maar op basis van o.a. de visie van G.D.J. Dingemans pleit ik ervoor om ruimte te geven aan het experimenteren met nieuwe ecclesiologische structuren in kerngemeenten.

Het bijzonder ambt is nodig

Mozaïek van kerkplekken concludeert dat het bijzonder ambt niet afgeschaft kan worden. Deze conclusie komt voort uit drie overwegingen: 1) het ontbreken van een eenduidige ambtsstructuur in het Nieuwe Testament waarbij wel duidelijk is dat sommige gelovigen een extra verantwoordelijkheid krijgen in het (geestelijk) leidinggeven aan de geloofsgemeenschap; 2) het willen vasthouden aan de visie van de oecumene in het belang van samenwerking; en 3) praktijkonderzoek onder huidige nieuwe vormen van kerk-zijn waaruit blijkt dat niet de principes van het ambt worden ontkend, maar er wel onvrede is over het ambt in zijn huidige vorm (veel regels en taken).[1] De aanbeveling is om voor een minimum aantal van drie ambtsdragers in kerngemeenten te kiezen. Door het vereenvoudigen van de regelgeving hebben deze ambtsdragers minder taken, maar blijft het leiderschap wel verdeeld over meerdere personen. Hier speelt ook mee dat dit past binnen het presbyteriaal-synodale stelsel van de Protestantse Kerk.[2]

Bedoeling van een kerngemeente

Over het feit dat elk sociologisch verband en dus ook een kerkelijke gemeente een organisatiestructuur nodig heeft is in de literatuur geen discussie. Wouter Hart deelt in zijn boek Verdraaide organisaties enkele inzichten die waardevol kunnen zijn in het gesprek over het ambt in kerngemeenten. Het nadenken over een mogelijke hervorming van een bestaande structuur brengt namelijk altijd de vraag met zich mee welke bedoeling die structuur dient. Hart noemt dat het gecreëerde systeem in de vorm van regels en afspraken iemand zou moeten helpen om gedrag te vertonen dat tegemoet komt aan de bedoeling.[3]

Naar mijn mening moet daarom niet allereerst de vraag gesteld worden naar de bedoeling van het ambt, want ook dat is uiteindelijk een structuur, maar naar de bedoeling van een kerngemeente. Mozaïek van kerkplekken noemt dat het instellen van kerngemeenten voortkomt uit een missionair verlangen en werkt dit uit in tien ecclessiologische essenties.[4] Het eerste deel van deze essenties kan zeker worden gezien als het doel van een kerngemeente (zoals het vormen van een geloofsgemeenschap). De andere essenties zijn echter al systeemoplossingen te noemen (zoals het meewerken aan klachtenprocedures) of zijn een meer systemische uitwerking van het presbyteriaal-synodale model.

Hoewel er wordt geconstateerd dat de huidige structuur niet meer passend is bij onder andere de vorming van kerngemeenten[5], kan ik mij niet aan de indruk onttrekken dat het presbyteriaal-synodale model bij voorbaat het uitgangspunt is geweest in deze doordenking. Enerzijds is dat logisch, omdat de Protestantse Kerk zich nadrukkelijk plaatst in en verbindt aan deze traditie. Een fundamentelere doordenking zou de volledige kerk op zijn grondvesten doen schudden. Anderzijds sluit het denken vanuit een bepaald systeem andere mogelijke wegen (en nieuwe en vernieuwende inzichten en structuren) bij voorbaat uit.

De ronde-tafel-kerk van Dingemans

Veel theologen hebben in de loop van de tijd geschreven en gesproken over het ambt. Eén van hen is prof. dr. G.D.J. Dingemans. Dingemans kiest in zijn nadenken over de kerk het uitgangspunt in de pneumatheologie en ziet de kerk als een gemeenschap van gewone mensen die geïnspireerd zijn door Gods Geest. Het is een ontmoetingsplaats die principieel begint bij God die de mens roept en waarbij men elkaar vindt in het geloof in Jezus als de Christus. Hij werkt dit idee verder uit in de ronde-tafel-kerk, een idee dat hij ontleent heeft aan Russell, waarbij iedereen gelijk is en gelijkwaardig. Aan deze tafel vindt de ontmoeting plaats tussen mensen onderling en tussen God en mens. Gods Woord wordt samen bestudeerd, daar wordt over gesproken en men viert samen. Elke gelovige mag Woord en Sacramenten bedienen, omdat de bediening daarvan toebehoort aan de geloofsgemeenschap.[6]

De ontwikkeling van de ambten

Dingemans geeft een overzicht van de ontwikkeling van de ambten in het Christendom. Hij concludeert dat deze ontwikkeling via een open organisatie kwam tot een vastere vorm van organisatie tot de episcopale structuur.[7] De basis daarvan ligt in de Bijbels-theologische notie van de charismata. Zeker in de vroege kerk zette men de mensen in die aanwezig waren, met hun capaciteiten. De vaste vorm die uiteindelijk werd gevonden was meer gebaseerd op het formeel organiseren van de kerk en de structuren van het Romeinse rijk, dan op de eucharistie en de Bijbelse noties.

Op basis van deze ontwikkelingsschets, adviseert Dingemans om ruimte te geven aan meerdere, experimentele vormen, zoals in de vroege kerk. Dat geeft mogelijkheden aan gelovigen van de 21e eeuw om op andere manieren vorm te geven aan de organisatie van de kerk.[8]

Dingemans concludeert dat mensen ingezet moet worden naar gelang hun charismata. Zij mogen best ambtsdragers genoemd worden[9], maar dat is niet perse noodzakelijk. We zien hierin zijn visie van gelijkwaardigheid tussen alle gemeenteleden waarbij ieder eenzelfde stem heeft.  Zijn stelling is dan ook: “De opdracht en de zeggenschap van officiële ambtsdragers mag nooit ten koste gaan van het algemeen priesterschap van alle gelovigen.”[10] De participatie van gemeenteleden is cruciaal om gehoor te kunnen geven aan de roeping van de geloofsgemeenschap.

Organisatie van de kerk

Ook bij de ronde-tafel-kerk is enige vorm van organisatie nodig, voor zover dat tegemoet komt aan de ecclesiologische visie.[11] Dingemans pleit dan ook zeker voor een vorm van (geestelijk) leiderschap dat ook op de één of andere manier geïnstitutionaliseerd moeten worden, maar is daar wel terughoudend in. De Geest creëert namelijk geen eigen structuur, maar werkt in wat er al is.[12]

De spanning tussen gezag en de individuele persoonlijke vrijheid is inherent in de verhouding tussen het bijzonder ambt en het ambt van alle gelovigen en kan niet opgelost worden, omdat alle gezag afkomstig is van Christus. De leiderschapsstructuur heeft dus altijd een open karakter met de Bijbel in het midden als gezaghebbende bron. Juist vanwege de meerduidigheid van de Bijbel is géén eenduidige en strakke leiding mogelijk binnen een geloofsgemeenschap. De spanning tussen gezag en vrijheid, maar ook tussen verscheidenheid en eenheid zal daarom altijd blijven bestaan.[13]

Het valt me op dat Mozaïek van kerkplekken in het spreken over het ambt met name kiest voor termen van legaliteit, bijvoorbeeld in het vragen naar wie Woord en sacrament mag bedienen. Dat lijkt de startpositie te zijn.[14] Dit is echter een vraag naar bevoegdheden. Spreken over het ambt zou als eerste naar de legitimiteit moeten vragen, het geestelijk recht dat een ambtsdrager heeft.[15] Bestaande kaders en traditie moeten daarbij in beeld gebracht en gewogen worden, maar moeten in mijn optiek niet leidend zijn. Hiermee sluit Mozaïek van kerkplekken volgens mij ook niet voldoende aan bij het verlangen van de kerngemeenten die op geen enkele manier de noodzaak van het geestelijk leiderschap ontkennen. Daarnaast is er verder nog relatief weinig bekend over wat een kerngemeente daadwerkelijk nodig heeft aan geestelijk leiderschap en andere charismata.

Experimenteer met nieuwe organisatiestructuren

Het uitgangspunt van de huidige inzet van het bijzonder ambt in Mozaïek van kerkplekken is dat het leiderschap verdeeld wordt over meerdere personen, deze mensen door Christus zelf geroepen zijn en daarbij minder regeldruk moet komen. Hoewel Dingemans het hier waarschijnlijk niet mee oneens zou zijn, zie ik de gedachte van ‘gelijkwaardigheid’ die bij Dingemans zo sterk naar voren komt niet echt terug. Ook de sterke nadruk op de Geest die gaven geeft aan elk mens en weinig nadruk op institutionalisering kom ik amper tegen in de uitwerking van het voorstel voor de kerngemeenten.

Daarom denk ik met Dingemans dat het geven van experimentele speelruimte een breder licht kan werpen op wat nodig is. Het kan dan gebeuren dat er kerngemeenten zijn die geen ambtsdragers aan zullen stellen. Theologisch gezien vraag ik mij af of dat verkeerd is. Op grond van de uiteenzetting van Dingemans en de Bijbelse lijnen die hij schetst vind ik de kerkordelijke bepaling dat het ambt van Christuswege is gegeven[16] te zwaar is ingezet, te meer omdat dit direct wordt gekoppeld aan de bijzondere ambten en diensten en een verwijzing naar het ambt van alle gelovigen ontbreekt. Dat is toch ook van Christuswege gegeven!

Daarnaast valt op dat Dingemans en Mozaïek van kerkplekken op basis van dezelfde Bijbelse gegevens andere conclusies trekken. Alleen daaruit al blijkt dat er meer variëteit mogelijk is dan men nu doet voorkomen.

Hoe deze structuur geïnstitutionaliseerd kan worden kan als vraag meegegeven worden in de experimentele fase. Ik ben het daarbij niet eens met Dingemans om naar believen allerlei functies en taakdragers ‘ambtsdrager’ te noemen. Dan doen we nieuwe wijn in oude zakken. Als blijkt dat spreken over het bijzonder ambt moet blijven, dan moet dit begrip opnieuw geladen worden vanuit het oorspronkelijke doel en passend bij de huidige context.

Het mooie en lastige van een experiment is dat niemand de uitkomst weet. Wat mij betreft is dat geen bezwaar, maar komt het voort uit het vertrouwen op Gods Geest die Zijn kerk leidt in elke context. Daardoor geeft het ook vertrouwen aan kerngemeenten die in die Geest zullen zoeken naar vormen die hen als gelovigen en als kerk verder zullen helpen in hun missionaire opdracht.


[1] Dienstenorganisatie PKN, Mozaïek van kerkplekken. Over verbinding tussen bestaande en nieuwe vormen van kerk-zijn (april 2019), pp. 45-48.

[2] Dienstenorganisatie PKN, Mozaïek van kerkplekken, p. 52.

[3] W. Hart, Verdraaide organisaties. Terug naar de bedoeling, Deventer: Vakmedianet (2013), pp. 17-21.

[4] Dienstenorganisatie PKN, Mozaïek van kerkplekken pp. 16, 26.

[5] Dienstenorganisatie PKN, Mozaïek van kerkplekken, p. 22.

[6] G.D.J. Dingemans, De stem van de Roepende. Pneumatheologie, Kampen: Kok (2000), pp. 243-244, 267, 276-278, 289-290 296-297.

[7] G.D.J. Dingemans, Pneumatheologie, pp. 208-212.

[8] G.D.J. Dingemans, Pneumatheologie, pp. 209-213.

[9] G.D.J. Dingemans, Pneumatheologie, p. 296.

[10] G.D.J. Dingemans, Pneumatheologie, p. 256.

[11] G.D.J. Dingemans, Pneumatheologie, pp. 294-295.

[12] G.D.J. Dingemans, Pneumatheologie, pp. 555-556.

[13] G.D.J. Dingemans, Pneumatheologie, pp. 255-256, 569-570.

[14] Dienstenorganisatie PKN, Mozaïek van kerkplekken, p. 45.

[15] L.J. Koffeman, Het goed recht van de kerk. Een theologische inleiding op het kerkrecht, Kampen: Kok (2009), pp. 140-142. Koffeman refereert hier met name aan het ambt van predikant en de bediening van Woord en sacrament, maar plaatst zijn toelichting wel in de bredere context van het bijzonder ambt.

[16] Kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland, Utrecht: Kok Boekencentrum (2019), art. V-1.