Mag een proponent – iemand tot het predikantsambt toegelaten is, beroepbaar is, maar nog niet eerder in het predikantsambt bevestigd – de sacramenten bedienen? Dat lijkt een vrij simpel te beantwoorden vraag. Ord. 5-5-2 geeft aan dat zo iemand bevoegd is voor te gaan in een kerkdienst van de PKN, maar dit ‘omvat [nadrukkelijk] niet de bediening van doop en avondmaal’. Toch is hiermee het laatste woord nog niet gezegd. In twee situaties mag afgezien van een predikant onder bepaalde voorwaarden ook een ouderling of diaken de sacramenten bedienen. Het eerste geval betreft de ouderling- of diaken-kerkelijk werker (vgl. m.n. ord. 3-12-11). Tenzij de proponent ook de kwalificaties heeft om tot kerkelijk werker benoemd te kunnen – omdat hij naast de academische theologische opleiding tevens of eerder de desbetreffende hbo-opleiding heeft afgerond -, is dat geen begaanbare weg. Deze optie kan daarom verder buiten beschouwing blijven. Het tweede geval betreft de ouderling of diaken die werkzaam is in een gemeente in bijzondere missionaire, diaconale en pastorale omstandigheden (ord. 2-18). De vraag is dan of een proponent tegelijkertijd als ouderling of diaken kan zijn. Ik scherp de vraag nog iets verder aan: kan iemand die als proponent in een gemeente werkzaam is (vgl. ord. 13-17-8) en op wie derhalve ook in dat verband de genoemde ord. 5-5-2 van toepassing is, tevens in diezelfde gemeente ouderling of diaken zijn?
Voor het beantwoorden van deze vraag wil ik eerst even stil staan bij ord. 3-8-3: ‘Niemand kan in een gemeente meer dan één ambt dragen.’ Dat laat in ieder geval in het algemeen een proponent de ruimte om in een gemeente tevens ouderling of diaken te zijn. Het is immers de kerk als geheel (PKN) die de betrokkene heeft toegelaten. Een predikant die niet als zodanig aan een gemeente verbonden is kan daar als ouderling of diaken benoemd worden (vgl. Vd Heuvel 2013, p. 141). Het komt dan ook geregeld voor dat iemand die proponeert, in de gemeente waar hij of zij woont, lid is van de kerkenraad. Toch werpt deze bepaling ook geen drempel op voor het geval iemand als proponent in een gemeente zgn. hulpdiensten verricht en in die gemeente tot het ouderlingen- of diakenambt geroepen wordt. Hij draagt immers het ambt van predikant nog niet: hij of zij is slechts tot dat ambt toegelaten. Dit neemt niet weg dat het wel wringt. De bezoldigingsstructuur is namelijk geënt op die van predikanten (waarover hieronder meer). Er is daarom ook wel wat voor te zeggen dat het in de geest van de ordinantiebepaling is om af te zien van de samenloop van het als beroepbaar predikant in een gemeente werkzaam zijn en het in dezelfde gemeente het ambt van ouderling of diaken vervullen.
Een tweede bepaling om te bespreken is ord. 3-14-3: ‘Zij die op arbeidsovereenkomst in de gemeente in een functie werkzaam zijn, kunnen in die gemeente geen lid zijn van de kerkenraad of van het college van kerkrentmeesters.’ Uit het voorgaande is duidelijk geworden dat een proponent niet als zodanig werkzaam is op grond van een ambt: hij is slechts tot een ambt toegelaten. Ook is er geen sprake van een bediening, zoals bij kerkelijk werkers en kerkmusici (vgl. ord. 3-13a-1). Toch is daarmee niet de facto sprake van een werken ‘op arbeidsovereenkomst (…) in een functie’. De proponent krijgt betaald alsof hij als predikant structurele hulpdiensten verricht (Uitvoeringsbepalingen 2017-A (par. 16, p. 8)). In de modelovereenkomst (N.B. elders op de website komt een ander model tevoorschijn dan beschreven) staat vermeld: ‘De proponent verricht de werkzaamheden als in de vrijheid van het ambt van predikant.’ In een noot staat hierbij expliciet vermeld dat het niét gaat om een arbeidsovereenkomst (vgl. voor de predikant ord. 3-5-2). Daarmee staat ord. 3-14-3 dus ook niet in de weg om ten tijde van het vervullen van de hulpdiensten als proponent in het ambt van ouderling of diaken bevestigd te worden (uiteraard rekening houdend met hetgeen met betrekking tot de verkiezing van ouderlingen en diakenen bepaald is in m.n. ord. 3-6).
De conclusie op de gestelde vraag of een proponent in de plaats waar hij werkzaam is ook het ambt van ouderling of diaken mag vervullen, is derhalve in beginsel positief. Ik onderstreep overigens wel dat daarmee de route nog niet gelopen is voor wat betreft de sacramentsbevoegdheid. Het breed moderamen van de desbetreffende classicale vergadering moet immers nog wel toestemming verlenen dat een of meer specifiek te noemen ouderlingen en diakenen in de desbetreffende gemeente ‘ambtswerkzaamheden van een predikant’ mogen verrichten, zoals het bedienen van de sacramenten (zie ord. 2-18), meer in het bijzonder de betrokken proponent die een van deze ambten vervult. Pioniersplekken voldoen bij synodebesluit de facto aan de voorwaarde dat de (wijk)gemeente in bijzondere missionaire, diaconale en pastorale omstandigheden verkeert, ook als ze niet in een grootstedelijk gebied gelegen is (ord. 2-18-4). Is de toestemming van het breed moderamen er, dan kan de proponent de bevoegdheid voor te gaan in de eredienst ontlenen aan twee instanties, namelijk aan dat breed moderamen én aan het college voor de toelating tot het ambt (vgl. ord. 13-15 t/m -17). Bij de sacramentsbevoegdheid is dat uitsluitend het breed moderamen en – ten overvloede – alleen voor wat betreft de gemeente in de bijzondere omstandigheden waarvoor de bevoegdheid verleend is.
P.S. Bij deze casus kan de vraag rijzen waarom de desbetreffende gemeente de proponent niet als predikant beroept. De reden waarom dat er mogelijk niet in zit is gelegen in het feit dat een predikant duurder is. Bovendien kan een predikant niet om financiële redenen in tijdelijke dienst beroepen worden. Het voorgaande roept dan weer een nieuwe vraag op, namelijk of de route als ouderling met sacramentstbevoegdheid wel terecht is als iemand beroepen kán worden als predikant en daarmee diezelfde bevoegdheid ontvangt.