kerk en recht

Perspectief vanuit Princeton

Van afstand zie je vaak dingen die je van dichtbij niet ziet, of je ziet ze in een ander perspectief. Dit keer zijn er twee aspecten die voor een zekere afstand zorgen: letterlijk de plaats van de conferentie waar deze blog over gaat, Princeton in de Amerikaanse staat New Jersey, figuurlijk een conferentie die bij uitstek de gelegenheid biedt om even uit de dagelijkse beslommeringen te stappen en met elkaar over een bepaalde thematiek eens wat dieper door te denken. De thematiek is dit keer de theologische fundering van het kerkrecht. Van 18-20 april was ik aanwezig op een conferentie met als thema ‘Mission, Church Polity, and the (Dis)Unity of the Church’. De plaats van bijeenkomen bepaalt in belangrijke mate het gezelschap: veel mensen uit Amerika in dit geval, enkelen uit Holland, een uit Indonesië en een uit Zuid-Afrika. Toch spraken allen vanuit een context die tenminste herkenbaar was, vaak vergelijkbaar of vrijwel identiek met die in Nederland. Zo denken wij bij Amerika vaak aan een sterk christelijk land, maar het religieuze landschap daar is aan het veranderen. Ook daar zet de secularisatie door. Die treft in eerste instantie de traditionele kerken, zoals de Reformed Church in America, waarvan de wortels teruggaan tot het Nederland van de eerste helft van de 17e eeuw.

Christus Koning

Ik licht er op dit moment drie bijdragen uit. De eerste is die van Daniel Griswold, predikant in Rochester (NY), die een beschouwing gaf over het kerkrecht vanuit het drievoudig ambt van Christus (zgn. munus triplex): koning, priester, profeet. De aandacht voor het profetisch ambt hebben we met name aan Calvijn te danken. Een christen is naar Christus genoemd. Onder verwijzing naar de Heidelbergse Catechismus betoogde hij dat de christen en daarmee ook de christelijke gemeenschap deelt in de zalving van Christus en daarmee ook in zijn drievoudig ambt. Het kerkrecht is dan af te leiden van het koninklijke ambt. Het is niet denkbeeldig dat bij een dergelijke inzet een starre opvatting en toepassing van het kerkrecht ontstaat. Op twee manieren zorgt Griswold voor een dynamische benadering van het vakgebied. De eerste is de aandacht voor het profetische ambt, dat vormt door de leiding van de H. Geest een gezond tegenwicht tegen een al te rigide uitvoering van het koninklijk ambt. Griswold kiest er echter voor aan zijn overwegingen nog een belangrijk element toe te voegen, de ‘perichoresis’. In een aantal relatief recente publicaties is aandacht gevraagd voor de beweeglijkheid binnen de triniteit, een beweeglijkheid die juist ook in de kerk weerspiegeld moet worden. Ik voeg daar aan toe: de onderbouwing van de zgn. fresh expressions of church, in Nederland de pioniersplekken, heeft van dit inzicht dankbaar gebruik gemaakt.

Eschatologisch kerkrecht

Een tweede bijdrage die me in haar helderheid aansprak kwam van Paul Hooker, decaan aan het Austin Presbyterian Theological Seminary. Hij nam zijn uitgangspunt in enkele passages uit het boek Numeri. De dochters van Selofchad/Zelafead vallen als dochters buiten de door Mozes van godswege aangereikte regels over het erven van grond (Numeri 27: 1-11). De naam van hun vader zal daarmee uitsterven. Onder invloed van deze nieuwe situatie, een nieuwe context, zorgt Mozes voor een aanpassing van de regels, die hij overigens later nog eens moet wijzigen (Numeri 36: 1-12). Let bij dit alles op: het gebeurt in het boek Numeri, op een moment dat het volk Israël zich midden in de woestijn bevindt. Van enig landbezit is nog geen sprake. Dit alles gebeurt onder het vooruitzicht van de inname van het land die nog moet plaats vinden. De regelgeving en de wijziging ervan grijpt dus vooruit op iets dat er nog niet is. Zou dit in principe niet voor alle kerkrecht gelden? Het grijpt vooruit op wat nog komen gaat. Het draagt daarmee een ideëel,  meer nauwkeurig een eschatologisch karakter. Ik moet in dit verband ook denken aan Karl Barth die in zijn exposé over het kerkrecht in zijn Kirchliche Dogmatik IV/2 het kerkrecht onder meer typeert als ‘exemplarisches Recht’. Als ik het goed begrijp wijst Barth daarmee primair op de voorbeeldfunctie die het kerkrecht heeft, of althans idealiter zou moeten hebben, voor het wereldlijk recht. Ik kan me echter voorstellen dat het in dit verband ook wordt opgevat als voorbeeldig voor en heenwijzend naar dat wat komen gaat, het definitief doorbreken van Gods Koninkrijk. De vraag is dan wel weer of met een benadering als deze uiteindelijk voldoende recht gedaan kan worden aan het kerkrecht als juridische discipline. Deze kanttekening geldt overigens zo mogelijk nog sterker voor de benadering van Griswold.

Missionair kerkrecht

De derde bijdrage waar ik wat verder op in wil gaan is die van Nelus Niemandt, hoogleraar missiologie aan de theologische faculteit van de University of Pretoria (Zuid-Afrika). Hij vertelde op uitdagende wijze over het proces dat in Zuid-Afrika gaande is in de Dutch Reformed Church daar. Er zijn wegen uitgezet voor kerkvereniging, maar daarnaast breekt het besef steeds sterker door dat de nieuwe kerk ‘mission shaped’  moet zijn. Vooral de overtuiging waarmee hij vertelde, deed mij beseffen dat we bij de plannen in de PKN voor Kerk 2025 nog veel te veel in de marge blijven rommelen. Zo wordt vooralsnog afgezien van een grondige revisie van de kerkorde. Natuurlijk kan dat altijd nog, maar is het niet veel zinvoller juist nu vanuit de dringende urgentie van verandering direct maar door te pakken? Als we echt klaar willen zijn voor kerk zijn in 2025 dan zal er nog wel wat meer moeten gebeuren dan we nu doen, hoe radicaal dat op zich misschien al lijkt.

Inkijkjes

Met het uitlichten van deze drie lezingen wil ik niets afdoen van de andere bijdragen. Het waren stuk voor stuk inkijkjes die te denken geven. Zo vertelde Kathy Smith, die verschillende functies vervult aan het Calvin Theological Seminary van Grand Rapids, over de wijze waarop de Christian Reformed Church probeert om te gaan met soms heel grote verschillen van opvattingen. Het heeft helaas niet voorkomen dat sommigen zijn afgehaakt, maar het blijkt een grote waarde in zichzelf om elkaar in de besluitvorming vast te (willen) houden, ondanks soms grote verschillen van inzicht. Soms en voor sommigen betekent dat dat zaken niet snel genoeg gaan. Roy Surjanegara, uit Indonesië, liet zien hoe vanuit zijn context het principieel en voortdurend werken aan en met consensus niet alleen in de samenleving  als geheel maar ook in de kerk de aangewezen weg is.

Zelf koos ik in het licht van de thematiek van de conferentie voor een aspect van de kerkelijke rechtspraak in de Protestantse Kerk in Nederland. Daarin speelt op dit moment de juridische benadering de hoofdrol, hetgeen mijns inziens tekort doet aan de opbouw van de gemeente en de daaraan gelieerde eenheid waaraan het kerkrecht een bijdrage moet leveren.

Er bestaan plannen om een publicatie het licht te doen zien met een aantal bijdragen van de conferentie. Dat zal echter gauw nog een jaar op zich laten wachten. Het lijkt me alleen al door de veelzijdigheid een wezenlijke aanvulling op wat er op dit moment over de theologie achter het kerkrecht op de markt is.

Princeton is een plaats die perspectief biedt. Ooit hield Abr. Kuyper in deze plaats zijn Stone-lezingen over het calvinisme, nog altijd de moeite van het lezen waard. Voor mij waren het een paar verfrissende dagen die helpen om weer met een frisse blik aan de slag te gaan. Een dag nadat ik terugkwam startte ik met de colleges kerkrecht voorvoltijders in Amsterdam.