Op 21 juni nam de synode een besluit over het rapport Ruimte voor Woord en Geest en sloot daarmee het zogenaamde ambtstraject voorlopig af. Bij dit rapport en de besluitvorming zijn de nodige kritische vragen te stellen. In deze blog bespreek de besluitvormingsprocedure. Later hoop ik terug te komen op de inhoud van het rapport.
Eenparigheid?
Na een stevige vergaderdag nam de synode op vrijdag 21 juni een besluit op basis van de voorliggende rapportage. Van de 75 synodeleden waren er ’s avonds bij de stemming 22 afwezig. Van de 53 aanwezigen stemden, zo heb ik begrepen, 36 voor en 17 tegen, ofwel een krappe twee derde meerderheid schaarde zich achter het voorgestelde besluit. Dit soort verhoudingen zijn in het geheel van het zogenaamde ambtstraject niet nieuw. Op 21 april 2023 was er voor een van de voortgangsbesluiten net wel een twee derde meerderheid. In beide gevallen zal dat in het algemeen als een ruime meerderheid worden beschouwd. In de kerk hebben we echter van doen met ord. 4-5-1 die elk kerkelijk lichaam opdraagt als het maar enigszins mogelijk is met eenparigheid te besluiten. Dan is twee derde eigenlijk helemaal niet zo veel, het kerkelijk ideaal gaat dan onderuit. Net als op de 21e april vorig jaar is het de vraag of bij een gecompliceerd vraagstuk als het onderhavige met een simpele stemming aan het einde van één vergaderdag kan worden volstaan. Daar zal tegenin worden gebracht dat de zaak al zo lang loopt en nu eindelijk tot een einde moet worden gebracht. Dat is zeker een afweging. Het huidige besluit brengt echter scheidslijnen in de kerk teweeg. Een van de belangrijkste oorspronkelijke doelen, een substantiële verbetering van de rechtspositie van kerkelijk werkers, had ook met eenvoudiger middelen kunnen worden bereikt.
Mijn aarzeling of de juiste procedurele beslissing is genomen, wordt versterkt door het flinke aantal afwezigen, hoewel er geen aanwijzingen zijn dat die voor een afwijkend deel bij de voor- of tegenstemmers gerekend moeten worden. Ofwel: zij zouden vermoedelijk niet voor een wezenlijk andere uitslag hebben gezorgd. Zeker is dat echter niet. Bedacht moet worden dat van de 75 stemhebbende leden een minderheid van 36 akkoord ging.
Op tijd?
Maar er is meer waarbij kritische vragen te stellen zijn. Volgens de huishoudelijke regeling van de synode (art. 9) moet de rapporten van adviesorganen een week van tevoren bij de synodeleden bekend zijn. Dat waren ze niet. Door technische problemen hadden synodeleden pas op woensdagmiddag 19 juni daarover de beschikking. Voor bestudering bleef daarmee anderhalve dag over.
Toegelicht?
Het is gebruikelijk dat deze rapporten ter synode voorafgaande aan de bespreking worden toegelicht. Verplicht is dat niet. In dit geval gaf de synodeleiding daarvoor geen gelegenheid. Daar kan reden voor zijn. Gevoegd echter bij de late beschikbaarheid van rapportages, is de ruimte voor de inbreng van adviserende organen zo wel heel erg ingeperkt. Daarbij moet bedacht worden dat de algemene teneur van de adviserende organen, en daarnaast ook van bijvoorbeeld de bonden, was: de zaak is op dit moment nog niet rijp voor besluitvorming. Heeft dat geluid op deze wijze voldoende kunnen klinken?
Spreektijd?
De synode kent gewone leden en adviserende leden. Alle deelnemers aan een vergadering hebben spreekrecht (huishoudelijke regeling, art. 13), behoudens de bevoegdheden van de voorzitter in het kader van de vergaderorde. In deze vergadering kregen, naar ik begreep, de adviserende leden pas in de derde ronde de gelegenheid hun standpunt te delen. Nu is de voorzitter ‘bevoegd het aantal sprekersronden en de spreektijd van de synodeleden bij de behandeling van een agendapunt te bepalen’ (art. 11.2; vgl. ook art. 5.1. over de wijze van behandeling). Maar betekent dat ook dat in een gespreksronde het ene lid geen en het andere lid wel mag spreken? Dat staat naar mijn stellige overtuiging op zeer gespannen voet met, zo het al niet in strijd is met het basisrecht op spreektijd.
Wat is er besloten?
Tot slot stuit ik zelf nog op een eigenaardigheid. Wat is er precies besloten? Op de website van de kerk is alleen een uitgebreid nieuwsbericht te vinden over de synodezitting. Naar een besluitenlijst zoekt de geïnteresseerde tevergeefs. In de huishoudelijke regeling lees ik (art. 12.1) dat binnen zes weken na een vergadering de besluitenlijst beschikbaar is voor ‘de leden van de generale synode’ (niet duidelijk is, of ook (vaste) adviseurs daartoe behoren; zij worden steeds apart genoemd, zie bv. art. 11.3). Ik teken bij deze regel aan dat de mogelijkheid om revisie te vragen of bezwaar te maken na 30 dagen verloopt. Mensen die geen lid zijn van de synode hebben geen recht op een dergelijke lijst (hoewel die wel geregeld op de website geplaatst wordt na een synodevergadering). Het wordt hen daarmee wel moeilijk gemaakt om een poging te doen het besluit te wijzigen. Natuurlijk, het is mogelijk om in de opname van de synodezitting op internet te zoeken en zaken te noteren, maar dat vergt nogal wat. Ook het nieuwsbericht op de website biedt aanknopingspunten, maar is dat voldoende, waar de kerk hoge eisen stelt aan het kunnen slagen van een verzoek om revisie of een bezwaar?
Door de schaalvergroting van de classes is de synode op verhoudingsgewijs grotere afstand van het grondvlak van de kerk komen te staan. Dat betekent mijns inziens dat extra inspanningen moeten worden gedaan bekendheid te geven aan besluiten van de synoden. Omwille van de privacy zijn synodeverslagen anders dan tot voor enkele jaren, buiten de synode niet meer beschikbaar. Het is te betwijfelen of de privacy zo zwaar moet wegen, dat belangen als een brede kenbaarheid van besluiten het daar tegen afleggen. Het is een keuze van de moderamenleiding synodeverslagen al dan niet beschikbaar te stellen. Als nu zelfs besluitenlijsten niet meer tijdig openbaar worden gemaakt, wordt dat wat er op synodaal niveau gebeurt wel heel erg ondoorzichtig.
Conclusie
Ik zie in de pers verschillende berichten langskomen over het besluit aangaande het ambtstraject. Sommigen protesteren. Anderen verdedigen de gevolgde lijn, ook qua procedure. Uit het voorgaande zal duidelijk zijn dat daar wat mij betreft wel een aantal kritische kanttekeningen bij te plaatsen zijn. Sterker nog, ik denk dat het goed is dat de synode bij zichzelf te rade gaat over de gemaakte procedurele keuzes, zowel voor wat betreft de onderlinge verhoudingen – beschikbaarheid van informatie en spreektijd – als die naar het geheel van de kerk. Dat is nodig voor het behoud van gezag en draagvlak.