kerk en recht

Een goed verborgen uitzondering – ‘een besluit of uitspraak’ (ord. 11-21-5)

De hoofdlijn bij bezwaren en geschillen is duidelijk. Tegen een besluit kan iemand in bezwaar gaan bij het Classicale College voor de behandeling van Bezwaren en Geschillen (ord. 12-3-1). Na een uitspraak in eerste aanleg door dit college is beroep mogelijk bij het gelijknamige Generale College (ord. 12-8-1).

Drie uitzonderingen

Ik meende dat op deze hoofdlijn drie uitzonderingen bestaan en noteerde dat ook in Bos-Koffeman 2019 (p. 319): de verkiezingsprocedure van een ambtsdrager, bepaalde bezwaren tegen vermogensrechtelijke besluiten van kerkenraad en vermogensrechtelijke colleges en een besluit van een Breed Moderamen van de Classicale Vergadering het Generale College voor de Ambtsontheffing te verzoeken een predikant los te maken. Inmiddels heb ik een vierde ontdekt: besluiten van het Classicale College voor de Behandeling van Beheerszaken (ord. 11-21-5).

De vierde uitzondering

De ordinantiebepaling 11-21-5 luidt: ‘Het kerkelijk lichaam dat zich bezwaard gevoelt over een besluit of uitspraak van het classicale college voor de behandeling van beheerszaken kan – indien zulk een kerkelijk lichaam meent door dit besluit in zijn werkelijk belang of in zijn kerkelijke verantwoordelijkheid te zijn getroffen – in beroep gaan bij het generale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen.’ Het lijkt in eerste instantie dat dit louter een vervolg is op ord. 11-21-4. Dat handelt over de tweede hierboven genoemde uitzondering, bepaalde bezwaren tegen vermogensrechtelijke besluiten van kerkenraad en vermogensrechtelijke colleges. Die moeten worden aangebracht bij het Classicale College voor de Behandeling van Beheerszaken. Dit college doet daarover in eerste aanleg een uitspraak. Daartegen is vervolgens beroep mogelijk, zo meldt ord. 11-21-5. Maar in ord. 11-21-5 staat niet alleen bezwaar tegen een uitspraak van dit college, maar ook tegen ‘een besluit’ ervan. Dat betekent dus: elk besluit (met een zeker rechtsgevolg) van een dergelijk college. In ord. 11 staan vele soorten besluiten genoemd: verscherpt toezien bijvoorbeeld (ord. 11-8-1), toestemming een kerkgebouw met architectonische waarde te verkopen (ord. 11-7-3), of het afgeven van een solvabiliteitsverklaring (ord. 11-21-2 jo 3-3-1). Het gaat stuk voor stuk om besluiten waarbij voor een plaatselijke gemeente veel op het spel staat. Bij een bezwaar tegen een dergelijk besluit moet de bezwaarde zijn bij het Generale College voor de behandeling van Bezwaren en Geschillen (meldt de betrokkene zich toch bij het desbetreffende Classicale College, dan stuurt die door (zie bv GCBG 2015/09, r.o. 1.1; vgl. GR 12-3-1)). De bezwaarprocedure blijft dan beperkt tot één instantie. Tegen een uitspraak van het Generale College is geen beroep mogelijk. N.B. Gaat het om een geschil, dan is wel het desbetreffende Classicale College aan zet en tegen zijn besluit is beroep mogelijk (vgl. ord. 12-4).

Wordingsgeschiedenis

Wie in de wordingsgeschiedenis van de desbetreffende bepalingen, duikt, zal ontdekken dat de formuleringen altijd al wat problematisch zijn geweest. Zo stond er in het ontwerp van 1997 in een vergelijkbare bepaling alleen het woord ‘besluit’. In de kop boven het artikel stond ‘beroep’, niet zo vreemd in het licht van de rechtsprekende taak die het Classicale College ook toen al had (vgl. ook Toelichtingen, p. 131). Met het woord ‘besluit’ werd zowel een besluit als een bijzondere categorie ervan, een uitspraak, bedoeld (vgl. GR 12-1-1f). De triosynode van ELK, GKN en NHK hebben hier in november 2002 over gehandeld en het verhandelde (p. 33) maakt glashelder hoe het nu precies zit. Ook toen dreigde namelijk al verwarring. Het gaat om zowel een besluit áls een uitspraak. Daarom zijn béide termen uiteindelijk opgenomen in ord. 11-21-5. Maar of dat verstandig is geweest?

Evaluatie

Echt duidelijk is het allemaal niet. In feite zijn er twee verschillende soorten procedures in één lid opgenomen: enerzijds een bezwaarprocedure tegen reguliere besluiten van het Classciale College voor de Behandeling van Beheerszaken, anderzijds een beroepsprocedure tegen uitspraken van hetzelfde college (dus waar het college optreedt in het kader van de kerkelijke rechtspraak). Dat verdient op zich al geen schoonheidsprijs, te meer daar, zoals aangegeven, de opbouw van ord. 11-21 suggereert dat het uitsluitend gaat om het tweede: beroep.

Maar er is meer. Zo zijn bijvoorbeeld de bewoordingen niet consequent. Ord. 12-3-1 heeft het in de reguliere bezwaarprocedure over ‘bezwaard (…) door een besluit’, terwijl ord. 11-21-5 het houdt op ‘bezwaard (…) over een besluit’ (curs. KWdJ). Mag dit nog een kleinigheid zijn, belangrijker vind ik dat de terminologie ten aanzien van bezwaar en beroep niet duidelijk is. Het ‘bezwaard (…) over (…) een uitspraak’ in ord. 11-21-5 is namelijk elders in de kerkorde waar het gaat om de reguliere bezwarenprocedure ‘in beroep gaan’ (ord. 12-8-1). Elke referentie daaraan ontbreekt in de ordinanties, afgezien van de algemene bewoordingen van ord. 11-21-6. In GR 11-19-2,3,4 wordt dan wél weer de term ‘beroep’ gehanteerd.

Voor zover het in ord. 11-21-5 gaat over een besluit, niet zijnde een uitspraak, van een Classicaal College is er nog een andere moeilijkheid. De basislijn in de kerkorde is dat er bezwaar én beroep mogelijk is tegen een besluit (vgl. ook Bos-Koffeman 2019, p. 325). Slechts bij hoge uitzondering is dat niet het geval, bij een verkiezingsprocedure bijvoorbeeld. Dan is een snelle uitspraak van belang met het oog op de voortgang van het gemeenteleven. Een dergelijke, zwaarwegende reden zie ik niet bij de meeste besluiten van het Classicale College voor de Behandeling van Beheerszaken. Gelet op de vergaande gevolgen die die kunnen hebben voor het gemeenteleven verdiénen die een volledige procedure met een eerste én een tweede aanleg. Dat kan op zich ook betrekkelijk eenvoudig door een bezwaar eerst via het Classicale College voor de behandeling van Bezwaren en Geschillen te laten lopen (dus net als bij een geschil, zie het N.B. hierboven).