kerk en recht

Beroepingswerk: moet de naam van de kandidaat tevoren bekend gemaakt?

De verkiezing van een predikant vindt in principe plaats door de gemeente, wat preciezer: door de stemgerechtigde leden van de gemeente (ord. 3-4-6), waarmee dan alle stemgerechtigden zijn bedoeld (Bos-Koffeman 2019, 152). Meestal vindt de verkiezing plaats in een gemeentevergadering. De vraag in deze blog is, of de naam van de betrokkene vóór de gemeentevergadering aan de gemeente bekend moet worden gemaakt. Het antwoord is op zich niet ingewikkeld: dat hangt ervan af, namelijk van hetgeen in de Plaatselijke Regeling is vastgelegd. De kerkorde zelf kent op dit punt geen dwingend voorschrift. Een gemeente kan er echter voor kiezen de verkiezing van een predikant meer in detail te regelen en daarbij ook vast te leggen dat de naam enige tijd voor de verkiezing bekend wordt gemaakt, bijvoorbeeld een week. Waarom zou een gemeente dit nu wel of juist niet doen?

Vertrouwen in de kerkenraad

Meer toegespitst is de vraag dus eigenlijk: zou de kerkenraad de naam van de kandidaat tevoren toch niet bekend móeten maken? Ik ga er dan al vanuit dat er één naam is, maar het kunnen er ook twee of zelfs nog meer zijn. Als het er een is, dan is een meerderheid van twee derde van de uitgebrachte geldige stemmen vereist (ord. 3-4-7). Dit laatste geeft nog eens aan dat in de verkiezing een kandidaat ook daadwerkelijk de steun van de gemeente moet hebben. Er is op zich veel voor te zeggen dat alle aanwezigen een oordeel geven op grond van de ter vergadering verstrekte, dus zelfde informatie. Een kerkenraad legt daarmee de lat voor zichzelf hoog: die informatie moet volledig en afgewogen zijn. Meer dan eens lijkt in de kandidering het schaap met zes of zelfs zeven poten gevonden te zijn. Het is niet meer dan terecht dat in dergelijke gevallen geïnformeerd wordt naar mogelijke contra-indicaties om over te gaan tot een beroep. De gemeente moet zelfstandig een afweging kunnen maken. Is een kerkenraad – vaak bij monde van de beroepingscommissie – al te selectief in de verstrekte gegevens, dan volgt in feite geen verkiezing, maar de stemming over een motie van vertrouwen: hebben de stemgerechtigden op basis van de geboden informatie voldoende vertrouwen in het werk van de commissie en de kerkenraad? Aan dit aspect valt nooit helemaal te ontkomen. De beroepingscommissie en op haar voorspraak de kerkenraad hebben een bepaalde keuze gemaakt. De gemeente wordt derhalve gevraagd in te stemmen met die keuze. Het is geen vrije stemming! In de verschillende bepalingen van de procedure is het nadrukkelijk de kerkenraad die de regie heeft.

Vertrouwen in de gemeente

Overigens is ook het bekend maken van de naam van de kandidaat voorafgaande aan de gemeentevergadering niet zonder problemen. De naam zal dan snel breder, ook buiten de gemeente bekend zijn. Dat kan voor de kandidaat zelf vervelend zijn. Zijn naam circuleert, terwijl hij nog niet beroepen is. Als hij uiteindelijk toch niet beroepen wordt, kan dat beschadigend werken. Maar ook voor de verkiezingsprocedure is er vanuit het oogpunt van de stemgerechtigde gemeenteleden niet zonder meer winst. Vaak zal de betrouwbaarheid van de bronnen niet goed af- en meegewogen zijn. Het ene gemeentelid heeft meer of andere informatie dan de ander. Toch zal een kerkenraad hier, net zoals hij om het vertrouwen van de gemeente vraagt, vertrouwen moeten hebben in de gemeente. Ik kan me ook voorstellen dat een kerkenraad bij het tevoren bekend namen van de naam een paar kanttekeningen plaatst over hoe hier mee om te gaan. Tevoren een kerkdienst beluisteren of bekijken, lijkt me alleszins aanvaardbaar. Actief mensen gaan bellen is niet gepast. Het komt er kortweg op neer dat gemeenteleden niet het werk van de beroepingscommissie over moeten gaan doen, maar op grond van openbare gegevens – op het internet bijvoorbeeld – mogen bepalen of het ook hun kandidaat is. Met andere woorden: de grondhouding moet positief zijn. Daarbij moet vervolgens bedacht worden dat het er niet louter om gaat of de voorgedragen kandidaat de kandidaat van het gemeentelid is, maar of deze kandidaat vruchtbaar in de gemeente zal kunnen werken.

Verkiezing door de kerkenraad

Het voorgaande gaat uit van min of meer gezonde verhoudingen, gedragen door onderling vertrouwen. Zijn die verhoudingen er niet en is de situatie bijvoorbeeld door bepaalde gebeurtenissen in het nabije verleden gespannen, dan is er een andere keuze mogelijk: de kerkenraad verkiest zelf (ord. 3-4-8). Soms ook moet een kerkenraad opkomen voor een minderheid die anders bij een verkiezing het onderspit zou delven (vgl. ook ord. 4-7-2, 2e streepje). Verkiezing door de kerkenraad vereist mogelijk een wijziging van de Plaatselijke Regeling, maar doorgaans zal bij de start van de beroepingsprocedure bekend zijn hoe de kaarten geschud zijn zodat die wijziging in de procedure kan worden opgenomen. Verkiezing door de kerkenraad is een afwijking van de reguliere procedure, maar kan nu eenmaal in bijzondere omstandigheden geboden zijn. Alleen als dat het geval is mag het, mijns inziens. Anders kiest de gemeente.

Conclusie

Kortom. Laat óf, als daar aanleiding toe is, de kerkenraad kiezen, óf betrek de gemeente optimaal bij het verkiezen van een nieuwe predikant. Dat laatste betekent dan in principe ook dat diens naam een redelijke tijd voor de verkiezing met de gemeente wordt gedeeld.