kerk en recht

Uitzonderlijke zorg

Ord. 5-8-1 bepaalt: ‘De zorg voor het kerkgebouw (…) berust bij het college van kerkrentmeesters.’ En, even verderop, in ord. 5-8-4: ‘Wanneer een kerkgebouw in gebruik is bij een wijkgemeente dient (…) in plaats van college van kerkrentmeesters wijkraad van kerkrentmeesters (…) gelezen te worden.’ Ik wil in deze blog stil staan bij de betekenis van het woordje ‘zorg’ in de eerst geciteerde bepaling, in het bijzonder waar het om een gemeente met wijkgemeenten gaat.

Zorg en verzorging

Ik probeer de studenten in een van de eerste colleges kerkrecht wat kerkordelijke terminologie bij te brengen. Daaronder vallen ook de woorden ‘zorg’ en ‘verzorging’. De kerkorde zelf stelt in ord. 11-1: ‘De zorg voor de vermogensrechtelijke aangelegenheden van de gemeente berust bij de kerkenraad.’ (lid 1) en ‘De kerkenraad vertrouwt de verzorging van de vermogensrechtelijke aangelegenheden van de gemeente van niet-diaconale aard toe aan het college van kerkrentmeesters’ (lid 2). Daarmee zijn voor deze woorden de eerste piketpaaltjes geslagen. Zorg is het meest omvattend, verzorging is een aspect van zorg. Het handboek Bos-Koffeman 2019 stelt in het verlengde daarvan: zorg betreft ‘het vaststellen van het algemene beleid en van de kaders (o.a. de begroting) waarbinnen de verzorging van vermogensrechtelijke aangelegenheden plaatsvindt’, verzorging ‘het beheren van en beschikken over de vermogensrechtelijke aangelegenheden binnen het vastgestelde beleid en de vastgestelde kaders.’ (p. 30) Deze afbakening lijkt me in het licht van de kerkorde niet geheel correct. Zorg omvat namelijk ook verzorging. De kerkenraad is kerkordelijk echter verplicht de verzorging te delegeren aan het college voor kerkrentmeesters. In de praktijk blijft dan voor de kerkenraad de zorg over, zoals het in het handboek Bos-Koffeman is gedefinieerd.

Zorg in ord. 5-8-1

Moet de zorg van ord. 5-8-1 in het licht van het voorgaande worden uitgelegd? Ik meen van niet. Dat zou namelijk betekenen dat de zorg die op de ene plaats aan de kerkenraad is voorbehouden (ord. 11-1-1), op de andere plaats een zaak is van het college van kerkrentmeesters, of zelfs van een wijkcollege van kerkrentmeesters (ord. 5-8-4). Dat op zich is niet ondenkbaar. De kerkorde kent meer specialis-bepalingen waarin van de generalis-bepaling wordt afgeweken. Dat zou ook hier het geval kunnen zijn. In dit geval echter zou de uiteindelijke verantwoordelijkheid – zorg, volgens ord. 11-1-1 – voor deze specifieke vermogensrechtelijke aangelegenheid dan niet meer in handen zijn van de kerkenraad. Dat is in strijd met de opzet van de PKN kerkorde en de centrale rol van de plaatselijke kerkenraad daarin.

In de kerkorde zoals die gold tot 1 mei 2018 bevond zich nóg een bepaling met de woorden ‘zorg voor het kerkgebouw’, namelijk in ord. 11-4-3. Met het schrappen daarvan loopt ord. 5-8-1 het risico minder makkelijk verstaan te kunnen worden. In ord. 11-4-3 staat namelijk dat het college van kerkrentmeesters bepaalde zaken ‘naast de zorg voor het kerkgebouw’ kan toevertrouwen aan een wijkcollege. Met andere woorden: van de bevoegdheden die een college van kerkrentmeesters in beginsel heeft kan ze bepaalde bevoegdheden aan een wijkcollege toevertrouwen. De bevoegdheden van het college worden in algemene termen beschreven in ord. 11-1-2: verzorging (maar ook op andere plaatsen, zoals ord. 3-10-2). Het kan dus eigenlijk niet anders dan dat de zorg voor het kerkgebouw onderdeel is van verzorging, zoals die hierboven in de tweede alinea beschreven is. De term ‘De zorg voor’ is bovendien minder exclusief dan het op het eerste gezicht lijkt. Denk bijvoorbeeld aan ‘De zorg voor een predikant in algemene dienst (…)’ (ord. 3-22-6). Toch is het opletten. Als bij de taken van de kerkenraad ‘de zorg voor de dienst van Woord en sacramenten’ (ord. 4-7-1) wordt genoemd, dan kan dat in beperkte zin een meer praktisch karakter hebben als bij de zorg voor het kerkgebouw. Maar het kan ook breder worden opgevat, inclusief het beleidsmatige, zoals als bij de vermogensrechtelijke aangelegenheden in ord. 11-1-1. In dit specifieke geval zijn er dan bovendien nog de eigen verantwoordelijkheden van kerkmusicus en predikant (ord. 5-1-4).

Conclusie

Kortom, de ene zorg in de kerkorde is de andere niet. Het woord kan heel verschillende betekenissen hebben, afhankelijk van onderwerp en specifieke uitwerking. In ord. 5-8-1 gaat het primair om het faciliteren van kerkdienst en andere gemeentelijke activiteiten. De toevoeging ‘en de goede gang van zaken daarin tijdens de kerkdiensten’ op ‘de zorg voor het kerkgebouw’ wijst daar ook op. Dat wordt nog eens versterkt door het feit dat dezelfde bewoordingen worden gebruikt in de bepalingen over de koster (ord. 5-7-1). Ord. 5-8-1 betekent dus zeker niet dat een wijkcollege van kerkrentmeesters het werk van de algemene kerkenraad overneemt. Wel zijn verschillende invullingen denkbaar, variërend van weinig meer dan het faciliteren van kerkelijke activiteiten tot volledig beheer, inclusief besluiten over bijvoorbeeld onderhoud en verbouwingen. Daarbij zal uiteraard rekening gehouden moet worden met de vigerende beleidsplannen en de eventueel voorgeschreven procedures in kerkorde en plaatselijke regeling.

Het is overigens niet uitgesloten dat de zeggenschap van een wijkcollege van kerkrentmeesters verder gaat dan ‘zorg’. Het is mogelijk plaatselijk ten aanzien van een kerkgebouw veel meer toe te vertrouwen dan alleen de zorg (vgl. ord. 11-3). Dat is echter weer een verhaal apart.