kerk en recht

De predikant met een bijzondere opdracht als lid van de classicale vergadering

De kerkorde kent een flexibel systeem voor de samenstelling van de classicale vergadering: tenminste 20 en ten hoogste 30 ambtsdragers uit de tot de classis behorende gemeenten, én de classispredikant (ord. 4-13-1). Daarnaast kan een lid aangewezen worden uit de predikanten met een bijzondere opdracht of in algemene dienst.

Voor deze aparte bepaling zijn twee redenen te geven. De eerste is inhoudelijk. De predikanten met een bijzondere opdracht geven een eigen kleur aan de invulling van het ambt. Het werken in een ziekenhuis bijvoorbeeld legt hele andere accenten dan het werken in de gemeente. Het roept vaak ook heel andere vragen op. Het ligt dicht aan tegen enkele taken van de classicale vergadering, ‘het stimuleren van nieuwe vormen van kerkelijke presentie’, en nog meer waar het gaat om ‘de presentie van de kerk voor zover gemeenten aangeven daartoe niet of onvoldoende in staat te zijn’ (ord. 4-13-2). Voor de predikanten in algemene dienst geldt dit een stuk minder. Zij zijn werkzaam voor de dienstenorganisatie of via de mobiliteitspool of als interimpredikant in een plaatselijke gemeente. Toch laat zich goed voorstellen dat deze predikanten door hun werk in de kerk een wat andere kijk op het kerkenwerk hebben dan een ‘gewone’ gemeentepredikant.

De tweede reden draagt een meer formeel karakter. Deze predikanten kúnnen tot lid benoemd worden van de kerkenraad van de gemeente waar zij werken en/of lid zijn (ord. 4-6-7). Dat is dus niet verplicht. De situatie wisselt van gemeente tot gemeente. Deze predikanten kunnen daarmee bij de verkiezing voor de samenstelling van de classicale vergadering makkelijk buiten de boot vallen. Het is zelfs de vraag in hoeverre er ruimte is dat zij gekozen worden als zij geen lid zijn van een plaatselijke kerkenraad. GR 7-2-2 geeft namelijk als basisregel aan:  ‘De verkiezing van leden van de classicale vergadering geschiedt uit de ambtsdragers van de (wijk)gemeenten binnen de classis.’ Is een predikant met bijzondere opdracht nu wel of geen ambtsdrager van de gemeente? Enerzijds wel. Hij is immers met het oog op de vervulling van die bijzondere opdracht verbonden aan de gemeente. Anderzijds niet. Hij maakt immers geen deel uit van de kerkenraad. De kerkorde uit 2013 was in dat opzicht duidelijker: elke (wijk)kerkenraad ‘vaardigt uit zijn midden één ambtsdrager af.’ (ord. 4-14-2 (oud), curs. KWdJ). Het was kennelijk de bedoeling dat de afgevaardigde deel uitmaakt van de (wijk)kerkenraad. Dat geeft nog geen doorslaggevend antwoord op de vraag of een lid van een classicale vergadering volgens de huidige kerkorde lid moet zijn van een (wijk)kerkenraad. Duidelijk is wel dat iemand ambtsdrager moet zijn, of bereid moet zijn dat te worden (vgl. ook vervolg GR 7-2-2). Hoe dat ook zij, de drempel voor de niet onaanzienlijke groep van predikant met een bijzondere opdracht (of, maar aanzienlijk kleiner van omvang, in algemene dienst) om terecht te komen in de classicale vergadering, is hoog. Het specifieke geluid dat zij in kunnen brengen, kan daarmee gemakkelijk verstommen. De kerkorde voorkomt dat met de voorliggende regeling.

Een vergelijking met een heel andere, eigen categorie, de kerkelijk werkers, onderstreept de zin van de eigen positie van de predikant met een bijzondere opdracht (voor de predikant in algemene dienst geldt zoals aangegeven iets vergelijkbaars, maar in mindere mate). Kerkelijk werkers zijn ‘in de regel’ in het ambt bevestigd, ouderling of diaken, en maken als zodanig deel uit van de kerkenraad (vgl. ord. 3-12-6). Zij zijn daarmee veel meer in zicht dan menig predikant met een bijzondere opdracht. De kans is dus reëel dat de kerkelijk werker langs de reguliere weg in de classicale vergadering terecht komt. Niet als of vanuit zijn functie als kerkelijk werker, maar gewoon als ouderling of diaken. Daar komt bij dat de kerk het eigen karakter van het werk van de predikant met een bijzondere opdracht op waarde schat. Die kan de kerk immers juist verder helpen waar het gaat om het snijvlak van kerk en samenleving, terwijl de kerkelijk werker net als de gemeentepredikant veeleer van binnenuit kijkt.