Een van de vorige blogs illustreert dat er in de kerk rond trouwdiensten het nodige in beweging is. Toen ging het om de volgorde van kerkelijk en burgerlijk huwelijk. Dit keer wil ik stilstaan bij de locatie van de trouwdienst. In toenemende mate kiezen bruidsparen voor een andere locatie voor hun trouwdienst dan de thuiskerk van de een of van de ander. Het is al veel langer gebruikelijk dat daarvoor een romantisch kerkje elders wordt gereserveerd. Inmiddels is het echter ook steeds vaker een seculiere locatie. Het is dan niet ongebruikelijk – en dat verbindt deze blog specifiek met de vorige – dat kerkelijk en burgerlijk huwelijk op dezelfde locatie worden gehouden. In deze blog sta ik stil bij twee zaken. De eerste is de kerkordelijke kant van een dergelijke keuze, de tweede een meer rituele benadering in het geval burgerlijk en kerkelijk huwelijk gecombineerd worden.
Kerkrecht
Er bestaat geen kerkordelijke verplichting om een trouwdienst in een kerkgebouw te houden. De protestantse traditie is daarin nuchter. Hoewel … . Het staat en stond nergens dat het moet, lange tijd is het kennelijk de praktijk geweest om een kerkgebouw uit te kiezen. Het was op zich nauwelijks een vraag wat nu wel en wat nu niet een kerkgebouw is. Het was gewoonweg duidelijk. Meestal betekende kerkgebouw: een plaats waar min of meer geregeld kerkdiensten gehouden worden. Die definitie is steeds minder toereikend, aangezien in toenemende mate kerken aan de eredienst onttrokken worden, vooral van die romantische kerkjes waar bruidsparen graag voor kiezen. Wat ik maar wil zeggen: hoewel wij misschien nog wel menen te weten wat een kerkgebouw is en wat niet, in de praktijk is dat niet zo heel erg duidelijk meer. Waarom zou de gymzaal die tientallen jaren wekelijks tot kerkzaal werd omgebouwd (anders gedefinieerd: de kerkzaal die voor de rest van de week als gymzaal diende), maar waar de kerkdiensten gestopt zijn, niet als kerk kunnen worden beschouwd? Het is dan ook niet verwonderlijk dat de kerkorde terughoudend is ten aanzien van de locatie van de kerkdiensten. Ord. 5-1-3 bepaalt simpelweg: ‘Tijd, plaats en aantal van de kerkdiensten worden vastgesteld door de kerkenraad.’ (curs. KWdJ) Het kan dus in principe elke plaats zijn, ook het gemeentehuis of een andere locaties waar tevens burgerlijke huwelijken gesloten worden. In ord. 4-8-7 staat het net iets anders: ‘de plaats van samenkomst van de gemeente’, terwijl ord. 11-2-9 het heeft over ‘een gebouw (…) in gebruik ten behoeve van de eredienst’, maar in deze beide bepalingen gaat het dan ook niet uitsluitend over een specifieke kerkdienst zoals een trouwdienst. Het is dus uiteindelijk aan de kerkenraad om te bepalen waar een trouwdienst gehouden wordt (ord. 5-1-3 jo 5-1-2), al sluit dat niet uit dat het bruidspaar daarvoor een dringend voorstel doet. Ik kan me voorstellen dat een voorganger en/of kerkenraad in dit opzicht grenzen stelt. De evangelische opdracht een extra mijl te gaan hoeft niet tot het uiterste te worden uitgevoerd: niet elke afstand en de daarmee verbonden reistijd is acceptabel. Een predikant kan zijn tijd maar een keer uitgeven. Dat geldt ook voor andere dienstdoende ambtsdragers. Een bruidspaar kan in voorkomend geval dan de kerkelijke gemeente waar de trouwlocatie gelegen is benaderen voor het verzorgen van de dienst (vgl. ord. 5-3-3).
Ritueel
Kiest het bruidspaar voor een locatie waar tevens het burgerlijk huwelijk voltrokken wordt, dan zullen zij en de voorganger zich goed bewust moeten zijn van de gevolgen die dat heeft. Deze combinatie ‘doet’ iets, evenals een locatie iets ‘doet’, zeker bij de keuze voor een combi. Kiest men voor een kerk, of althans voor een locatie die als zodanig herkend wordt of met de kerkelijke sfeer geassocieerd wordt, dan is de kans niet denkbeeldig dat het burgerlijk huwelijk er wat karig van afkomt. Het is zelfs mogelijk dat het onderscheid tussen beide vervaagt. Dat hoeft vanuit kerkelijk perspectief niet zo’n probleem te zijn, zolang maar duidelijk is en blijft dat het burgerlijk huwelijk bepaalde burgerlijke gevolgen en verplichtingen met zich meebrengt (al is een belangrijk gevolg, de gemeenschap van goederen, niet automatisch meer een gevolg). Omgekeerd werkt het niet wezenlijk anders. Een seculiere locatie waar ook het burgerlijk huwelijk gesloten wordt, zal impact hebben op het kerkelijke ritueel. De predikant wordt dan heel makkelijk een soort van ambtenaar van de burgerlijke stand. De overeenkomstige kleding van beide functionarissen wijst in ieder geval in die richting. Nog sterker dan het nu al het geval is bij twee duidelijk onderscheiden locaties, lijken beide plechtigheden sterk op elkaar, althans wat betreft de vragen en het ja-woord. Het zal ook niet altijd even makkelijk zijn zo kort na elkaar de juiste toon te treffen, zeker als de ambtenaar van de burgerlijke stand een aardige ‘show’ weet neer te zetten. Het schijnt dat soms ook de vraag gesteld wordt, of de predikant niet tevens kan optreden als buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand (BABS). Daarmee trekt het ritueel dan wel weer de kerkelijke kant op, maar identificeert de kerk zich dan niet teveel met de overheid? Het burgerlijk huwelijk heeft een wezenlijk ander bereik dan de kerkelijke inzegening van dat huwelijk. Daarom zou ik sterk aarzelen. Voor wat betreft de locatie moet wat mij betreft niet snel iets worden uitgesloten, maar juist met het oog op het gewenste onderscheid zou ik niet dan bij hoge uitzondering een kerkelijke plechtigheid in een gemeentehuis of een direct daarmee verbonden gebouw houden (als dat al zou kunnen).
Kortom: er kan veel, maar of het ook moet?