Volgens mij overkomt het vrijwel alle predikanten en kerkelijk werkers van tijd tot tijd. Ze krijgen ná een bepaalde activiteit een persoonlijke gift toegestopt. De Beroepscode en gedragsregels voor predikanten en kerkelijk werkers (2011-12) van de PKN biedt hiervoor een duidelijke richtlijn. Onder de predikant/kerkelijk werker ‘als betrouwbaar persoon en pastor’ (3.2.1) staat onder A14 dat hij ervoor te zorgen heeft ‘vrij te staan tegenover gemeenteleden’. Dat is rijkelijk vaag, maar dan ook niet meer dan een kader dat in het vervolg concreet wordt uitgewerkt. Daar lezen we namelijk: ‘sluit bij hen geen leningen, maakt zich ook anderszins niet financieel afhankelijk en aanvaardt van hen geen erfenissen of geschenken (waaronder gratis dienstverlening) met een geldwaarde van meer dan € 50,- en verwerpt legaten die dit bedrag te boven gaan.’ Onder de € 50 is er dus geen probleem, althans niet in beginsel. De grondregel van het vrij staan geldt echter ook dan. Dat kan onder omstandigheden betekenen dat ook een kleinere gift beter niet aanvaard kan worden.
Maar wat nu als de vrijheid niet in het geding komt en het bedrag hoger is? Het komt wel eens voor, dat je in een plaats een begrafenis doet waar je niet snel weer zult komen. Zou je dan wel een grotere gift of zelfs een erfenis of legaat mogen aanvaarden? De in de beroepscode benoemde vrijheid komt dan niet of nauwelijks in gevaar. De gift komt achteraf, daar wist je tevoren niets van. Datzelfde kan gelden voor legaat en erfenis. Het feit dat de predikant een aardig extraatje ontvangt hoeft slechts aan een enkeling bekend te zijn. In dit soort gevallen sla ik graag Beroepsethiek voor pastores van Jacques Schenderling op. Hij biedt het bredere perspectief, reikt argumenten aan waar je in eerste instantie niet zo gauw aan hebt gedacht. Schenderling wijdt een apart hoofdstuk (7) aan de omgang met financiën. In dat verband (7.3, p. 184-192) gaat hij ook uitvoerig in op ‘Giften, geschenken, erfenissen en leningen’. Hij noemt waar het gaat om erfenissen en leningen in de ethische evaluatie drie aandachtspunten (p. 190). De eerste is dat de voorganger ‘een zekere onthechtheid’ moet bezitten. De tweede is de vereiste betrouwbaarheid: ‘Het zou niet goed zijn als mensen de indruk kregen, dat giften of donaties van invloed zijn op de bereidheid van de pastor om zich in te zetten voor een gemeentelid.’ In de derde plaats moet de pastor volgens Schenderling naar een kerkenraad toe bereid zijn ’transparant’ om te gaan met zijn inkomsten naast het traktement. Hoe vallen grote giften uit te leggen? In dit drietal argumenten valt het tweede grotendeels af. De kans is in het geschetste geval nu juist heel klein dat die indruk gewekt wordt. Het heeft bovendien geen invloed gehad op het optreden van de pastor, hij wist er tevoren niet van. Maar tóch, als het op enig moment nu tóch bekend wordt en dat wil bij dit soort dingen nog wel eens gebeuren, wat dan … ? Het eerste en derde argument blijven in alle opzichten staan. Bij beide maak ik wel een kanttekening ten aanzien van de groeiende groep parttime predikanten. Een zekere mate van onthechting – het eerste punt – is niet verkeerd, maar voor niets hoeft de parttimer het ook weer niet te doen, zeker niet als zijn inkomen eigenlijk te karig is om van te leven. In dat geval is aanvaarding van een redelijk bedrag volgens mijn acceptabel. Ik schreef daar al eens eerder over. Iets dergelijks geldt voor het derde punt, de transparantie. Is ook de parttimer gehouden inzicht te geven in al zijn inkomsten naast het vastgestelde traktement? Het zou op zich niet verkeerd zijn, maar is het helemaal eerlijk ten opzichte van de fulltimer die het op dit punt een stuk makkelijker heeft?
Zelf heb ik altijd zoveel mogelijk gecommuniceerd dat een eventuele vergoeding naar de kerk moest en dat ik er verder niets van wilde weten hoeveel mensen wilden betalen. Wel heb ik altijd een hint gegeven wat ongeveer de kosten voor de kerk zijn. Dat voorkomt echter niet altijd een onverwachte gift achteraf. Als die kwam en teruggeven was om wat voor reden dan ook niet mogelijk, dan sluisde ik het geld door naar de kerk met de melding aan de gever dat ik dat gedaan had.