kerk en recht

Kan dat: eerst voor een beroep bedanken en het daarna aannemen?

Al weer geruime tijd geleden stond in de krant het bericht dat een predikant in de PKN voor een beroep had bedankt. Kort daarop volgde het nieuws dat hij het beroep alsnog had aangenomen. Het is onduidelijk wat er precies gebeurd is. Wellicht is er sprake van een misverstand. Dat laat ik maar in het midden. Ik neem als feiten voor deze blog aan: eerst bedankt, kort daarna alsnog aangenomen.

Het was bijna onvermijdelijk dat ik hier een vraag over zou krijgen: kan dat eigenlijk wel?

In het geval van deze predikant is er een beroep op hem uitgebracht, de beroepsbrief is hem kennelijk ter hand gesteld (ord. 3-5-2). Hij heeft vervolgens voor het beroep bedankt. De kerkorde zwijgt over de gevolgen daarvan. Volgens mij betekent bedanken in ieder geval dat er op dat moment geen beroep meer is. Er valt dus vervolgens ook niets meer aan te nemen. Dat wat deze predikant heeft gedaan kan volgens de kerkorde niet. Voor de omgekeerde situatie – eerst aannemen en dan alsnog bedanken – biedt de kerkorde wel een mogelijkheid, in ‘buitengewone omstandigheden’ (ord. 3-5-8). Dit onderstreept mijn stelling dat waar gezwegen wordt over eerst bedanken en dan alsnog aannemen dit voor de kerkelijke wetgever een bewuste keuze is geweest: hij heeft dit niet gewild. Van den Heuvel 2013 vermeldt dan ook in het kader van het aanvaarden van een beroep (p. 126): ‘De beslissing op een beroep wordt zo serieus genomen, dat men bij bedanken de eerstkomende twee jaar niet in diezelfde vacature kan worden beroepen (ord. 3-4-3).’ De kerkorde van de Protestantse Kerk sluit in dit opzicht aan bij de traditie van zowel de NHK als de GKN. De desbetreffende gemeente zou ook na het feitelijk bedanken van de predikant niet opnieuw een beroep op hem hebben kunnen uitbrengen, althans niet gedurende twee jaar na het bedanken. Ook als het wel zou kunnen, strikt genomen zou voor het uitbrengen van het beroep dan de hele procedure moeten worden overgedaan.

En toch

Toch is met dit antwoord de kous nog niet af. Als de kerkenraad van de beroepende gemeente de handelwijze van de predikant aanvaardt, kan hij hem laten overkomen, kan de predikant aan de nieuwe gemeente verbonden worden en er aan de slag gaan. Zelfs al klopt het naar de letter van de kerkorde niet. We kennen in de kerk gelukkig geen procedurepolitie. Hoewel, een dergelijke handelwijze kan aanleiding zijn voor tuchtoefening over de betrokkenen (vgl. m.n. ord. 10-9-6/7). Als de predikant en gemeente zich toch met elkaar willen verbinden geldt: pas als de predikant aan de nieuwe gemeente verbonden is, bevinden beide zich  juridisch gezien weer op wat steviger bodem. Er was immers geen beroep (meer). Het kan ook niet zijn aangenomen. Kerkordelijk is de beroepende gemeente hem in beginsel niets verplicht, hij de beroepende gemeente niets (al kan dat overigens privaatrechtelijk anders zijn). Beide partijen doen wat de kerkorde betreft in feite alsof. Pas met de verbintenis/bevestiging verbinden beide partijen zich met elkaar (waar dat anders met het aannemen van het beroep al zou zijn gebeurd), hoewel ook daarbij nog wel vraagtekens zijn te stellen. Kan de predikant wel eerlijk bevestigend antwoorden op de vraag of hij ervan overtuigd is ‘wettig door Gods gemeente en daarom door God Zelf tot deze heilige dienst geroepen’ is (DB II, p. 272)? Het wettig zal hier toch immers moeten worden opgevat als volgens de regels, en niet als geestelijke categorie. Een extra hobbel vormt in dit verband verder nog de voor de verbintenis/bevestiging vereiste approbatie door het Breed Moderamen van de Classicale Vergadering (ord. 3-5-6). Die moet nagaan of ‘is voldaan aan het in de orde van de kerk terzake van het beroepen en de bevestiging van een predikant bepaalde.’ Dat is hier niet het geval. Het defect in de procedure laat zich bovendien niet eenvoudig helen.

Complicatie

Bij dit alles bestaat nog een extra complicatie. Op verschillende momenten zal een belanghebbende binnen de daarvoor gestelde termijn bezwaar kunnen maken, mogelijk met succes. Bijvoorbeeld tegen het aanvaarden van de kerkenraad  van de herziene beslissing van de predikant. Of, mocht het Breed Moderamen het beroep toch approberen, tegen dat besluit. Toch zie ik wel enige ruimte voor de rechtsprekende colleges om mee te gaan in de gevolgde gang van zaken (vgl. Generale Regeling voor de Kerkelijke Rechtspraak, art. 23 lid 1). Zij hebben namelijk in hun beoordeling een ruime discretie. Zij kúnnen in bepaalde gevallen een besluit vernietigen, onder meer als het in strijd met de kerkorde is genomen. Ze zijn dat niet verplicht. Afgezien daarvan kunnen de besluiten vernietigd worden met in stand lating van de rechtsgevolgen, onder meer als de bezwaarde geen redelijk belang heeft bij de uitspraak (vgl. art. 23 lid 2). In dit geval is dat laatste nu net de vraag, zeker als het belang wordt afgewogen tegen de belangen van de beroepende gemeente, de beroepen predikant en de gemeente waar de predikant stond. Daar komt bij dat als de bezwaarde bezwaar heeft tegen de betrokken predikant of de tot aan het uitbrengen van het beroep gevolgde procedure, hij zijn stem had moeten laten horen op de gemeentevergadering (ord. 3-4-5, behoudens de uitzondering van ord. 3-4-7), resp. een bezwaar had moeten indienen na de bekendmaking van de naam van de gekozene (ord. 3-4-10). Als de bezwaarde hier in feite alsnog tegen in het geweer wil komen, zal hij in beginsel bot vangen.

Iemand zou na het voorgaande kunnen stellen: wat een drukte, als beide partijen hier nu gelukkig mee zijn, wat is dan het probleem? Dat is een begrijpelijke reactie. Op zich is er ook niets tegen. Alleen is de weg die verder gevolgd gaat worden geplaveid met onzekerheden. De kerkorde is er nu juist voor bedoeld onnodige onzekerheden zoveel mogelijk te vermijden. Kerkrecht is er, zoals prof. Jan Muis bij mijn bevestiging tot predikant met een bijzondere kerkrecht (docentschap kerkrecht PThU) treffend formuleerde, om de vrede te bevorderen. Er hoeft er nu maar één te zijn die bezwaar instelt … . Het kan goed aflopen, zoals ik aangaf, maar alleen al de onzekerheid die dat geeft, gun ik niemand.