kerk en recht

Kerkgenootschap: ingeschreven is iets anders dan erkend

Het Nederlands Dagblad kopte op 28 januari: ‘Kerk van het Vliegend Spaghettimonster erkend‘. Andere media berichtten er ook over, maar aanzienlijk genuanceerder. Het RD had het in de kop over ‘krijgt erkenning’ – dat kán net even iets anders betekenen dan erkend worden -, maar stelt in het artikel dat de Kamer van Koophandel de kerk als kerkgenootschap ‘erkend’ zou hebben. Metronieuws is in de kop met ‘officieel’ wat voorzichtiger, maar kan in het artikel dat volgt kennelijk toch ook niet om het ‘erkend’ heen. Veel meer kranten en nieuwssites trappen in dezelfde val. Het christelijke CIP begeeft zich als een van de weinige niet in dit terminologisch moeras. Van erkend worden is daar geen sprake. En terecht. Wie het artikel over dit onderwerp in het ND kritisch doorleest, moet zelf al tot de conclusie komen dat de vlag de lading niet dekt. Wat was het geval? Aanvankelijk had de Kamer van Koophandel in een brief d.d. 22 oktober 2015 de inschrijving in het Handelsregister geweigerd. Het kerkbestuur was daartegen in bezwaar gegaan. Bij besluit d.d. 26 januari 2016 is de Kamer alsnog tot inschrijving overgegaan. Uit de terminologie die ik hanteer mag al blijken: de Kamer van Koophandel gaat niet over het erkennen. De Kamer schrijft slechts in. Daarvoor moet slechts aan een aantal formele voorwaarden worden voldaan. Indertijd is er al op gewezen dat de Handelsregisterwet suggereert dat inschrijving automatisch ook betekent: erkend worden. Dat is echter beslist niet het geval. Om erkend te worden als kerkgenootschap is de gang naar de notaris of de rechter nodig. Uiteindelijk echter heeft de rechter het laatste woord als het gaat om de vraag of een organisatie kerkgenootschap is of niet.

Het is de vraag wat de Kerk van het Vliegend Spaghettimonster wil bereiken. Als ze zich als kerkgenootschap beschouwt, heeft ze wettelijk de plicht tot inschrijving. Aan de inschrijving in het Handelsregister kan ze op zichzelf evenwel niet veel rechten ontlenen. Anders dan in het verleden is voor een kerkgenootschap voor een ANBI-status meer nodig dan alleen de status kerkgenootschap. In die zin schiet ze met deze stap niet veel op. Ze kan in beginsel als kerkgenootschap blijven optreden, zolang voor de rechter het tegendeel niet blijkt. Vermoedelijk zal ze op enig moment op die confrontatie aansturen. Pas dan zal namelijk echt blijken of ze zich met recht kerkgenootschap mag noemen. Wint ze, dan trekt ze vervolgens een lange neus naar alle vormen van religie. Verliest ze, dan zal ze vermoedelijk niet snel opgeven en de bijzondere positie van kerken en andere religieuze organisaties onder vuur blijven nemen.