Het rapport Kerk 2025: Waar een Woord is, is een weg heeft in de Protestantse Kerk een vliegende vaart gekregen. Dat begon al in de synode waar het uiteindelijk met algemene stemmen werd aangenomen. De houding in het land is, voor zover ik dat kan peilen, vergelijkbaar. De euforie in de synode was zelfs zo groot dat, naar verluidt, al bijna een voorstel in stemming was gebracht om de voorzitter van de nieuw te vormen classis maar direct bisschop te gaan noemen. Zover is het echter niet gekomen. Inmiddels is de benaming bisschop wel in het protestantse spraakgebruik opgenomen. In het rapport werd het nog omschreven.
Eerlijk gezegd heb ik op dit moment de neiging om het enthousiasme enigszins te temperen waar het gaat om de nieuwe figuur van de bisschop. Het heeft naar mijn idee iets teveel in zich van de roep om de sterke man of sterke vrouw die een aantal problemen moet gaan oplossen. Meer nog betreffen mijn bezwaren de inhoud van de nieuwe functie, hoe algemeen die op dit moment ook nog omschreven zijn. Ik lees (p. 17): ‘De voorzitter is geen “regelbaas” maar iemand met een herderlijke opdracht. Hij of zij is pastor pastorum.’ Aan de andere kant staat er (p. 18): ‘De voorzitter van een regionale synode [classis?, KWdJ] is bevoegd besluiten te nemen in (nader te bepalen) conflicten’. Met andere woorden, wat scherp gezegd: op het ene moment draagt de bisschop de toga van de predikant, op het andere moment die van de rechter. Nu besef ik best dat de de herderlijke kant van de bisschop daadkrachtig optreden niet uitsluit. Waarvoor heeft de herder anders de stok en de staf? Tegelijk kunnen beide kanten van dit ambt makkelijk conflicteren.
Het rapport hanteert de term ‘pastor pastorum’. Dat heeft iets in zich van de figuur waarbij met name predikanten en kerkelijk werkers zich veilig kunnen voelen, hun hart kunnen luchten, enzovoort. In een notitie over de ambtsvisie van de Protestantse Kerk uit 2012 staat in een van de besluitvoorstellen voor de synode (p. 29): ‘Deze “pastor pastorum’ is de vertrouwensfiguur van de predikanten in zijn/haar regio.’ Nu is duidelijk dat in het rapport Waar een Woord is het pastor pastorum breder is opgevat, het gaat om de ‘opbouw van het kerkelijk leven en de missionaire presentie van de kerk in de regio’ (p. 17). Toch verandert dat voor mijn gevoel de kerngedachte van de pastor pastorum niet: bij deze vrouw of man kun je je hart luchten, bemoedigd worden, enzovoort.
De andere kant is echter dat de bisschop ook bepaalde bevoegdheden krijgt om ‘besluiten te nemen’. Dat kan heel makkelijk haaks komen te staan op de vertrouwelijkheid die hoort bij de hiervoor omschreven pastorale opdracht. Je zult als predikant je zorgen maar hebben gedeeld met de bisschop om vervolgens te merken dat hij met die wetenschap bepaalde maatregelen neemt die uiteindelijk leiden tot jouw losmaking. Dit hoeft maar een paar keer te gebeuren en het wal keert vanzelf het schip. Predikanten – maar ook gemeenten – zullen wel uitkijken hun zorgen met de bisschop te delen. Nu kan worden tegengeworpen dat in het rapport deze bevoegdheden niet vrij worden uitgeoefend, maar ‘in overleg met’ het moderamen van de regionale classis. Het moderamen zal met de besluiten moeten instemmen. Dat stelt mij echter niet gerust. Gelet op de wijze waarop besturen dikwijls functioneren, zeker als er bovendien nog eens sprake is van een vrijgestelde voorzitter die in beginsel over alle informatie beschikt, zal de stem van de bisschop op voorhand zeer zwaar wegen. Het moderamen zal weinig gewicht in de schaal kunnen leggen. Eén bevoegdheid krijgt de bisschop in ieder geval zelfstandig: het inroepen van buitengewone visitatie. Dat geschiedt namelijk ‘na overleg’ met, in dit geval, de visitator die zitting heeft in het moderamen. Hij moet de visitator dus wel raadplegen, maar neemt vervolgens zelfstandig het besluit. Daarnaast worden nog twee opties genoemd – inschakelen van een landelijke commissie van bijzondere zorg en inschakelen van professionele hulp – waarbij niet duidelijk is wie naast de bisschop zelf in de besluitvorming worden betrokken. Het is denkbaar dat hier in de nadere uitwerking nog bevoegdheden aan toegevoegd zullen worden.
Ik denk daarom dat de Protestantse Kerk in de toekomstplannen een keuze zal moeten maken. Óf de bisschop draagt de toga van de pastor-predikant. Hij wordt daarmee primair een vertrouwenspersoon, het gezicht naar buiten, de man van advies en bemoediging, enzovoort. Óf de bisschop draagt de toga van de rechter die in voorkomende gevallen (be)oordelend en handelend optreedt. Als het dan van een bisschop moet komen, dan zou ik kiezen voor de eerste optie. De bisschop die knopen doorhakt zullen we namelijk maar in een beperkt aantal gevallen nodig hebben. Zeker, er zijn gemeenten in problemen. Er zijn predikanten in problemen. Het aantal situaties moet echter niet worden overdreven. De laatste rapportage (2011-2015) van het Generale College voor de Visitatie is op dit punt niet verontrustend, hoewel niet ontkend kan worden dat er geregeld om buitengewone visitaties wordt gevraagd. Ook het aantal predikanten dat ‘langskomt’ in het Generaal College voor de Ambtsontheffing is met zeven à acht per jaar min of meer stabiel. Ik zie daarom slechts een zeer beperkte meerwaarde in een bisschoppelijk figuur die zich daar actief met bepaalde bevoegdheden mee gaat bemoeien. Het actief luisterend oor is misschien wel net zo effectief, of zelfs effectiever. Waar het gaat om bevoegdheden en de daarbij horende besluitvorming gaat mijn voorkeur uit naar de colleges die de kerk daarvoor heeft ingesteld. Dat is in lijn met de presbyteriaal-synodale traditie waar we in staan en die met alle gebreken de moeite waard is om te prolongeren.