kerk en recht

De predikant als teamwerker?

Rapporten over het predikantschap hebben elkaar in het afgelopen decennium met een zeker tempo opgevolgd. Er wordt nagedacht over de predikant als werknemer. In het recent verschenen rapport over Kerk 2025: Waar een Woord is … worden suggesties gedaan om de mobiliteit van predikanten te vergroten. In 2008 sprak de synode over De wissel voorbij: het spoor en de bielzen. In dat rapport is teamwerk voor het toekomstig predikantschap een van de sleutelbegrippen. Daarmee bedoel ik dan: teamwerk van en met verschillende predikanten. Sindsdien keert het thema met enige regelmaat terug, al is het zelden zo dwingend als in het synodale rapport van destijds.

Wel?

Laat ik vooropstellen dat teamwerk van predikanten zin heeft, zin kan hebben. In een respectabel aantal gevallen kiezen gemeenten voor het wegdoen van kerkgebouwen en het behouden van predikanten. Dat betekent dan vaak dat meerdere predikanten en pastoraal werkers in één (wijk)gemeente werken, met één kerkgebouw. Het ligt dan voor de hand dat er intensief samengewerkt wordt. Dat kan ook. In toenemende mate valt het verband tussen verschillende activiteiten weg. In de jaren ’80 deed ik stage in de Utrechtse Domkerk. De eredienst was daar (en is nog steeds) het centrum van het gemeenteleven. Daar komen alle lijnen samen. Principieel zullen veel gemeenten deze lijn nog volgen. De praktijk is weerbarstiger geworden. Het ene gemeentelid zie je alleen in een kring, een volgende brengt alleen het kerkblad rond, een volgende verschijnt een enkele keer in de kerk, enzovoort. Het kerkelijk leven fragmentariseert, onafhankelijk van wat we daarvan vinden. De predikant kan niet meer de centrale en bindende figuur zijn die hij eens was. Taken kunnen daarmee prima over verschillende professionals verdeeld worden. Het voordeel van dit alles is dat zij door hun meerkleurigheid een bredere groep van gelovigen kunnen bedienen dan een ieder van hen dat individueel kon. Intensieve samenwerking vergt het nodige van predikanten, zeker als ze gewend zijn geweest alles zelf te doen. De kerk biedt trainingen aan om de samenwerking te verbeteren.

Of toch niet?

Tegelijk heb ik de indruk dat wel eens te lichtvaardig over teamwerk wordt gesproken. Ik noem twee verschijnselen die me aan het denken zetten. De eerste is die van de krimpende ledentallen en de kleiner wordende gemeenten. In hoog tempo zijn steeds meer gemeentes slechts in staat om een predikant of andere pastorale professional voor een klein deeltijdpercentage te beroepen. De kerkorde houdt voor een beroep door uitsluitend één gemeente een minimumpercentage van 0,33 fte aan voor een predikant. Percentages zakken daar steeds meer onder, ook omdat een beroep niet voor vandaag of morgen wordt uitgebracht, maar voor een langere reeks van jaren. Ik vermoed dat het niet zo lang meer zal duren dat een predikant met drie of vier gemeentes onder zijn hoede geen uitzondering is. Elk van die gemeentes ‘heeft’ hem maar voor een beperkt aantal uren per week. Het aantal contactmomenten zal beperkt zijn. Teamwerk betekent dat het aantal contactmomenten nog verder terug zal lopen. De kans is groot dat de pastorale professional en de gemeente zo snel van elkaar zullen vervreemden. Dat brengt me bij het tweede verschijnsel: het pionieren. Van de pioniersbeweging in de Protestantse Kerk heb ik in de afgelopen jaren geleerd dat het in de opbouw van de gemeente vooral om persoonlijke contacten gaat. Dat wisten we eigenlijk al veel langer uit de sfeer van evangelisatie en missionair werk, maar het is nu een soort van axioma geworden. Als het even wil lopen die persoonlijke contacten niet (alleen) via de pionier, maar worden ze gedragen door een bredere groep van mensen. Maar toch. Ik vermoed dat dit niet alleen geldt voor het stichten van nieuwe gemeenschappen, maar ook voor het onderhouden van bestaande. Als in zo’n kleine gemeente met aanstellingspercentages van 0,25 of 0,33 fte ook nog eens meer professionals aan het werk zijn, dan zal er nauwelijks ruimte zijn voor de verdieping van de relatie tussen pastor en gemeentelid, tussen pastor en gemeente. Ieder van de pastores is voorbijganger. Omgekeerd heeft elk van die pastores dan de gedeelde zorg over bijvoorbeeld tien gemeenten. In de rooms-katholieke kerk moet soms noodgedwongen soms al zo gewerkt worden. Ik krijg niet de indruk dat het tot zegen is van de parochies. Integendeel.

Op grond van het voorgaande is het nodig dat we nog maar eens goed nadenken over het teamwerk. Of het werkt en werken kan is sterk situatiegebonden. Ik kan me niet helemaal aan de indruk onttrekken dat het meer iets is van en voor een tijd met grote aantallen gelovigen. Die grote aantallen zijn er steeds minder. De kleine gemeente rukt op. Dat zal versterkt worden door verschillende nieuwe vormen van gemeentezijn, zoals die ook in Kerk 2025 genoemd worden, zoals de huisgemeente, missionaire initiatieven, enzovoort.