Over het aantal kerkdiensten waarin een predikant in de Protestantse Kerk in Nederland geacht wordt voor te gaan
Ieder jaar houdt de gemeente enkele oecumenische diensten. De voorgangers verdelen dan de taken. Dat betekent dat de predikant van de gemeente in ongeveer de helft van de gevallen maar beperkt werk heeft aan de dienst. De gemeente heeft met de predikant afgesproken dat deze per jaar op 36 zondagen zal voorgaan (met aftrek van gemiddeld 2 zondagen per jaar voor permanente educatie). Op een gegeven moment merkt de kerkenraad op dat de oecumenische diensten waarin de predikant een beperkte taak heeft maar voor de helft zouden moeten meetellen. Is dat terecht?
De kerkelijke regelgeving geeft op deze vraag niet een direct antwoord. Toch valt uit de PKN Gids Arbeidsvoorwaarden wel een antwoord te distilleren. Paragraaf 5.4.2 handelt over de kerkdiensten. De basisregel is dat een predikant een bepaald aantal zondagen per jaar voorgaat. Voor een fulltimer ligt dat op 35 à 36. Tot zover is er nog niets aan de hand. Gemeente en predikant opereren binnen de regels.
Van belang is dat paragraaf 5.4.2 niet van diensten spreekt, maar van zondagen. Een deel van de gemeenten in de Protestantse Kerk houdt iedere zondag twee diensten, ’s morgens, en ’s middags of ’s avonds. In die gevallen kunnen gemeente en predikant overeenkomen dat de predikant op 35 of 36 zondagen voorgaat, ofwel in 70 à 72 diensten.
Toch is dit niet het hele verhaal. Twee diensten op zondag doen een flinke aanslag op de tijd die een predikant ter beschikking heeft. Verlangt een gemeente dat een predikant geregeld op zondag ook een tweede dienst verzorgt, dan betekent dat volgens de Gids dat van die predikant op een of meer andere terreinen minder inzet verwacht mag worden.
Met deze gegevens kunnen we ook de vraag van deze casus beantwoorden. De kerkenraad heeft in dit geval geen gelijk. Het gaat om het aantal zondagen dat hij de predikant als voorganger in de kerk verwacht. Het kan zijn dat een predikant op een bepaalde zondag minder werk aan een dienst heeft. De tijd die overblijft kan hij dan aan andere zaken besteden. Overigens geldt ook het omgekeerde. Kost voorgaan meer werk, dan zal dat op andere werkzaamheden gekort moeten (kunnen) worden. Gaat het om een enkele dienst met meer- of minderwerk, dan zal dat in de praktijk niet snel gevolgen hebben voor wat er in de rest van de week gebeurt. Is het meer- of minderwerk structureel – bijvoorbeeld bij twee diensten op zondag – dan ligt dat anders. Enerzijds mag van een predikant inzet verwacht worden, maar anderzijds kan van hem niet het onmogelijke gevergd.
Kortom: het aantal zondagen dat een predikant dienst doet, télt. Kost dat substantieel meer of minder tijd, dan heeft dat gevolgen voor de omvang van de werkzaamheden door de week.