De studenten kerkrecht in Amsterdam kregen de opdracht een werkstukje te schrijven naar aanleiding van de ecclesiologische en kerkrechtelijke aspecten van Kerk 2025. Een aantal van hen heeft op mijn verzoek van hun werkstuk een samenvatting gemaakt voor deze blog. Zij zijn persoonlijk verantwoordelijk voor en aanspreekbaar op hun bijdrage. Eventuele vragen of opmerkingen zal ik aan hen doorsturen. De tweede bijdrage is van de hand van drs. M.M..J. (Mark) Verheuvel.
Considereren: zonde van de tijd?[1]
Als onderdeel van de praktijkstage die ik als predikant-in-opleiding heb gedaan, heb ik verschillende kerkelijke vergaderingen bijgewoond. Tijdens die bijeenkomsten werd in het voorjaar van 2016 mijn aandacht getrokken door de kerkelijke ontvangst van een voorstel tot wijziging van de kerkorde van de PKN. Dit wijzigingsvoorstel heeft betrekking op art. XVII-4/5 van de kerkorde. Daarin gaat het over de consideratieprocedure bij het wijzigen van de ordinanties van de kerkorde. Het was de bedoeling van het wijzigingsvoorstel dat niet langer alle kerkordelijke wijzigingen verplicht een rondje door de kerkelijke vergaderingen zouden moeten maken, voordat zij doorgevoerd kunnen worden. Hiermee zou de vergaderdruk in de gehele organisatiestructuur van de PKN aanmerkelijk kunnen worden verlicht.
Dat zou mooi zijn! Wie namelijk ook maar een beetje meedoet in het kerkelijke vergaderwerk, die weet wel dat een iets kortere agenda het functioneren van de kerk best ten goede kan komen.
Wat zou je dan ook op dit wijzigingsvoorstel tegen kunnen hebben!?
Reacties vanuit de classicale vergaderingen
Kennelijk is er wel wat geweest om hierop tegen te hebben. In de tijd tussen dit voorstel en de (gewijzigde) vaststelling in het voorjaar van 2017 hebben de classicale vergaderingen de gelegenheid gekregen om hun reacties bekend te maken. Naast behoorlijk wat positieve en instemmende reacties, vielen er hierbij ook de nodige kritische en aarzelende reacties te lezen. Eén woord kwam daarbij van tijd tot tijd terug: ‘presbyteriaal-synodaal’.
Met deze term wordt aangeduid hoe de PKN georganiseerd is en bestuurd wordt. Om het even heel erg plat te zeggen, en in weinig theologische taal: de PKN werkt principieel bottom–up. Verschillende classicale vergaderingen meenden echter dat de genoemde afschaffing van het verplichte rondje door de kerk van ordinantiewijzigingen juist een top–down-structuur in de hand zou werken. Het gaat daarbij onder meer om de angst dat de kerk van bovenaf bestuurd gaat worden. Dit wijzigingsvoorstel zou dus niet passen binnen een presbyteriaal-synodaal georganiseerde kerk.
Hadden deze classicale vergaderingen een punt? Om dat te weten te komen, heb ik in mijn kerkrechtelijke onderzoek gezocht naar de verhouding tussen de besluitvorming over de consideratieprocedure en een presbyteriaal-synodale kerkstructuur.
Presbyteriaal-synodale kernwaarden
Over wat een presbyteriaal-synodale kerkstructuur inhoudt, zou veel gezegd kunnen worden. Volgens prof. Leo Koffeman is voor deze vorm van kerkstructuur kenmerkend dat er een delicaat evenwicht wordt bewaard tussen de top–down-gedachte van een episcopale kerkstructuur enerzijds, en het independente karakter van een congregationalistische kerkstructuur anderzijds.[2] De huiver voor een voortvarende beslissingsmacht van de synode bij de kwestie van de consideratieprocedure kan dus voortkomen uit een voorkeur voor kerkregering op het niveau van de lokale gemeente. We regelen de dingen het liefst zo veel mogelijk plaatselijk. Kerkhistorisch beschouwd is dit geen vreemde keuze. Maar er kan hierbij ook meer aan de hand zijn, en dat heeft te maken met de theologische waarden achter een presbyteriaal-synodale kerkstructuur.
Deze vorm van kerkorganisatie is namelijk opmerkelijk anti-hiërarchisch van karakter. De theologische kernovertuiging hierachter is het sterke bewustzijn van het gegeven dat mensen moreel kwetsbaar zijn.[3] Ook ambtsdragers kunnen falen, en kerkelijke vergaderingen zijn dus niet automatisch immuun voor machtsmisbruik. Er bestaat bijvoorbeeld het gevaar dat de synode, al dan niet onder tijdsdruk, te maken krijgt met een kokervisie.
Om dit wezenlijke probleem te ondervangen, zijn in de presbyteriaal-synodale kerkstructuur de nodige ‘checks and balances‘ ingebouwd. Sommige procedures in de kerkorde zijn er om machtsmisbruik tegen te gaan. De consideratieprocedure rondom ordinantiewijzigingen, waarin een synodevoorstel dus nog eens door anderen bekeken wordt, is een goed voorbeeld van zo’n extra controle. Een te grote machtsconcentratie kan zo worden voorkomen. In die zin is een gedeeltelijke afschaffing van de consideratieprocedure dus een punt dat raakt aan een kernwaarde uit de presbyteriaal-synodale kerkstructuur.
Overwegingen en afwegingen
Hadden enkele classicale vergaderingen met hun bezwaren bij de wijziging van de consideratieprocedure dus een punt? Jazeker, want het verplichte rondje door de kerk behoort als één van de ‘checks and balances‘ tot de grondwaarden van het presbyteriaal-synodale denken.
Is daarmee alles gezegd? Zeker niet. Hoewel de consideratieprocedure namelijk probeert bij te dragen aan een goede vorm van kerkorganisatie, kenmerkt een goede vorm van kerkorganisatie zich ook door een onnodige belasting van lokale vergaderingen tegen te gaan. Hier was het wijzigingsvoorstel ook voor bedoeld.
Je moet dan de afweging maken waar je in het licht van de tijd voor kiest – ‘Kerk 2025’ komt namelijk ook nog om de hoek kijken. Een nadruk op het volledig handhaven van vertrouwensprocedures, of een nadruk op verlichting van de kerkorganisatie. Kerkelijk leven bestaat ook hier uit keuzes maken.
20170804
[1] N.a.v. “Zonde van de tijd? Een beknopt onderzoek naar het presbyteriaal-synodale karakter van de consideratieprocedure in de PKN” (werkstuk PThU-cursus ‘Kerk en Recht’ d.d. 20 april 2017).
[2] L.J. Koffeman, In Order to Serve. An Ecumenical Introduction to Church Polity (Church Polity and Ecumenism. Global Perspectives vol. 1; Zürich/Berlin: Lit Verlag, 2014), p. 58.
[3] Koffeman 2014, p. 58.