Wie preekt er? Vrijwel elk protestants kerkblad heeft een rubriek waarin de zondagse kerkdiensten staan opgesomd, met bij elke dienst de voorganger. Hier en daar bieden kranten nog dergelijke overzichten. Veel websites van kerkelijke gemeenten bieden nu de service voor hun eigen kerkdiensten. De kerkdienst staat of valt voor menigeen met de preek, en daarmee met wie er voorgaat, al heb ik de indruk dat dat wel iets aan het verschuiven is. Waar er vroeger een aantal voorgangers waren die per definitie overvolle kerken trokken, is dat nu in veel mindere mate het geval.
Wie mag er preken? Dat is een ander verhaal. De kerkorde kent in hoofdzaak drie varianten. Categorie 1 wordt gevormd door de predikanten, in de eerste plaats de predikanten van de PKN. Daarnaast zijn er de voorgangers van bepaalde verwante kerkgenootschappen (ord. 5-5-1). Wie daar wel en niet onder vallen is nog een hele puzzel (zie Veelgestelde vragen (…), p. 67v). Categorie 2 zijn degenen die een zgn. preekconsent hebben: mensen die een opleiding tot predikant volgen, mensen die die opleiding hebben afgerond en als proponent staan naar het ambt, en de overigen die een bepaald consent hebben (ord. 5-5-2). De laatstgenoemde overigen zijn volgens de Generale Regeling Preekconsent kerkelijk werkers. Anders dan vroeger in bijvoorbeeld de Gereformeerde Kerken is het dus niet mogelijk dat buiten deze drie groepen mensen preekconsent kunnen verkrijgen. De lat wordt behoorlijk hoog gelegd. Het gaat overigens nadrukkelijk om meer dan kunnen preken, de dienst als geheel wordt nadrukkelijk bij de verlening van het consent mee in de overwegingen betrokken (vgl. m.n. art. 1-4, 5-2). Tot slot is er nog een categorie 3, voor ‘noodgevallen’: als geen voorganger beschikbaar is die tot de beide andere categorieën behoort. In dat geval wijst de kerkenraad ‘een ambtsdrager’ van de gemeente aan, of ‘een of meer (…) leden van de gemeente’ (ord. 5-5-4). Dat lijkt heel sterk op wat bekend stond en staat als preeklezen, maar is het niet. Uiteraard kunnen de aangewezenen een preek van een ander gebruiken, het is naar de letter van de bepaling niet uitgesloten dat zij zelf iets opstellen.
Op verschillende websites waarop PKN-gemeenten die een voorganger zoeken en voorgangers die willen voorgaan elkaar ontmoeten, geven gemeenten vaak aan dat een preekconsent vereist is. Toch hoor ik zeer geregeld ook van situaties waarin gemeenten daar in de praktijk helemaal niet moeilijk over doen. Ze zien iemand dan graag ’s zondags op de kansel en nodigen haar of hem welbewust uit. Concrete sancties zijn er niet, noch voor de gemeente, noch voor de betrokkene. Ik ga er althans vanuit dat hoewel een tuchtmaatregel vanwege verstoring van de orde van de kerk in principe denkbaar is, slechts in zeer uitzonderlijke situaties zal worden opgelegd (vgl. ord. 10-9-6). Gemeenten die dit doen, zullen zich mijns inziens moeten afvragen wat de reden is dat zij deel uitmaken van de PKN en of het niet inherent is aan het behoren tot de PKN om bepaalde kwaliteitsregels in acht te nemen. Die komen tot uiting in het verlenen en verlengen van een consent – het is altijd voor een bepaalde tijd en dus nooit vanzelfsprekend – maar ook in het eventueel kunnen uitoefenen van zgn. leertucht als de ‘de fundamenten van de kerk’ worden aangetast (ord. 10-14-1 jo 10-13-2). Voor degenen die op de uitnodiging in (willen) gaan, is het vooral een zaak van het eigen geweten. Wil je deze regels die niet zomaar willekeurige regels zijn, overtreden?