kerk en recht

Boventallig

Het is een bekend gegeven. Sommige stellen/gezinnen zetten zich bijzonder in voor de kerk. Dat draagt ook risico’s in zich. Al te gemakkelijk kan de mening postvatten dat bepaalde families de zaken met elkaar regelen. Soms is dat ook echt zo. Maar er speelt meer. Als mensen ziek worden of vertrekken, kan er in de organisatie ineens een flink gat vallen. In het algemeen kunnen we in de kerk alleen maar blij zijn met de inzet van leden. Maar wat nu als twee verwanten bereid zijn een ambt te vervullen? De kerkorde bepaalt op dat punt niets. Anders dan wel eens gedacht wordt, is het dus niet verboden. Van den Heuvel 2013 adviseert evenwel ‘er terughoudend mee om te gaan’ (p. 136). Een wijd verbreid misverstand is verder dat een echtpaar samen een ambtelijke positie zou kunnen vervullen met als gevolg dat ze in de kerkenraad tezamen een stem zouden hebben. Als beiden het ambt vervullen, hebben ook beiden een volwaardige positie in de kerkenraad. Het lijkt me echter dat ook hier het wijze advies van Van den Heuvel geldt: terughoudendheid. Ik denk dan zowel aan terughoudendheid in het gebruik maken van deze constructie als terughoudendheid in het gebruik maken van dubbele stemrecht, zeker in delicate zaken waar het erom spant.

Toch is er in een situatie met een algemene kerkenraad en wijkkerkenraden een galante oplossing om de bereidheid zich ook ambtelijk voor de gemeente in te zetten te honoreren. Stel dat de ene partner van een stel ouderling is in een wijkkerkenraad. Zeker bij een kleine wijkkerkenraad is het dan niet aan te bevelen dat de ander dan bijvoorbeeld als diaken zitting neemt in diezelfde kerkenraad. Inzet voor de algemene kerkenraad zou wel denkbaar zijn. Nu wordt de algemene kerkenraad in beginsel samengesteld uit leden van de wijkkerkenraden (ord. 4-9-2). In ieder geval formeel is ‘de ander’ dan ook lid van de wijkkerkenraad. De kerkorde biedt echter een mogelijkheid om los van een wijkkerkenraad in de algemene kerkenraad zitting te hebben: de algemene kerkenraad mag namelijk ook binnen zekere grenzen zogenaamde boventallige leden verkiezen, als het althans gaat om ambtsdragers met een bepaalde opdracht (m.n. ord. 3-82, 3-6-5 en 4-9-2, zie ook Vd Heuvel 2013, m.n. p. 132). Het boventallig lid mag als de wijkkerkenraad daarom verzoekt vervolgens ook lid zijn van de wijkkerkenraad (ord. 3-6-5), maar in een situatie als de onderhavige lijkt dat me af te raden. Ook in deze constructie is overigens de terughoudendheid van Van den Heuvel geboden, zeker als een kleine groep de gemeente in haar verschillende geledingen dreigt te gaan besturen. Maar het onafhankelijk van elkaar functioneren is op deze wijze beter gegarandeerd dan wanneer beiden aanspraak kunnen maken op een stem in de wijkkerkenraad.