kerk en recht

Bungelende predikanten

Een vreemde titel dit keer: bungelende predikanten. De bedoeling ligt natuurlijk niet in de letterlijke zin. Maar dan nog. Ik doel met deze titel op de situatie dat predikanten in de Protestantse Kerk formeel nog geen beroep hebben, maar iedereen kan weten dat ze er in principe een zullen krijgen. Als kerkenraad of gemeente de predikant hebben verkozen wordt haar of zijn naam aan de gemeente bekend gemaakt (ord. 3-4-9 Kerkorde PKN). In de praktijk betekent dat dat het voorgenomen beroep openbaar is. In sommige gevallen geven de media er al ruchtbaarheid aan. Ook de gemeente waar de predikant werkzaam is, krijgt er weet van. Toch kan nog niet worden afgekondigd dat er een beroep is, hooguit dat er een voorgenomen beroep is. Maar dat laatste is uit de aard der zaak een wat vreemde figuur: er is slechts een voornemen, als is het een serieus voornemen. Eerst moet de bezwaartermijn van vijf dagen worden afgewacht (ord. 3-5-1 Kerkorde PKN). Pas dan kan het beroep worden uitgebracht. De beroepen predikant ‘heeft’ het beroep vervolgens pas, als hij de ondertekende beroepingsbrief in handen heeft (vgl. ord. 3-5-2 Kerkorde PKN). In deze blog wil ik ervoor pleiten predikanten in een aantal gevallen niet meer te laten bungelen en de procedure in die gevallen te verkorten.

Olleke bolleke

Olleke bolleke. Zo is het soms gegaan in het lange traject dat geleid heeft tot de kerkorde van de Protestantse Kerk. Verschillende tradities moesten bij elkaar worden gebracht. De hoofdstroom, de structuur was die van de Nederlandse Hervormde Kerk. Dat was zo afgesproken. Maar ook de Gereformeerden en Lutheranen moesten hun inbreng hebben. In sommige gevallen heeft dat geleid tot het stapelen van bepalingen, zoals in dit geval. Zowel de Hervormde lijn moest terug te vinden zijn, als de Gereformeerde. Wat betekende dat? In het vervolg gemakshalve tot de situatie van een gemeente zonder wijkgemeenten. In de Hervormde Kerk was het gebruikelijk dat de kerkenraad de kandidaat verkoos. Dat was alleen in kleine gemeenten met minder dan 200 lidmaten anders. Nu was in die procedure een kleine check ingebouwd. Na de verkiezing bracht de kerkenraad de naam van de beroepene ter kennis van de gemeente. Dat zal veelal in een zondagse kerkdienst zijn gebeurd, al spreekt de Hervormde kerkorde van ‘gepubliceerd’ (ord. 3-24-1 Kerkorde NHK). Die had dan 2 dagen de gelegenheid om tegen de gevolgde procedure in beroep te gaan. Het mocht niet gaan om de persoon van de kandidaat, al gebeurde dat áls er bezwaar werd aangetekend impliciet natuurlijk vaak wel. Een gemeentelid kon immers alleen langs de procedurele weg een spaak in het wiel steken.

In de Gereformeerde Kerken ging doorgaans het anders. De kerkenraad beroept (art. 4-1 Kerkorde GKN), maar ‘in de regel op grond van een onder zijn leiding gehouden verkiezing door de gemeente’ (art. 4-2 Kerkorde GKN). De Dordtse Kerkorde die de Gereformeerde Kerken aanvankelijk hanteerden was op dit punt niet zo duidelijk. Die kon op dit punt ook zo gelezen worden dat het voldoende was als de gemeente in de beroeping gekend werd, vergelijkbaar met het hiervoor beschreven principe in de Hervormde kerkorde, maar dan nadrukkelijk met ruimte voor bezwaren tegen zowel procedure als persoon. De geheel herziene kerkorde van 1957 liet geen ruimte meer voor twijfel. De onder invloed van onder meer F.L. Rutgers (1836-1917) ingezette praktijk om de gemeente te laten verkiezen werd hierin vastgelegd. De gemeente kwam overigens geheel aan het slot van de procedure nogmaals inzicht. Bevestiging van een predikant kon, net als van diakenen en ouderlingen, alleen plaatsvinden als diens naam op twee achtereenvolgende zondagen was afgekondigd en daartegen geen bezwaren waren ingebracht. Praktisch is het bijna niet denkbaar dat bezwaren in dit allerlaatste stadium nog doel zouden kunnen treffen. De beroepene stond dan inmiddels vlak voor het afscheid van zijn vorige gemeente – als hij reeds predikant was – en alles was al zo goed als klaar om hem in de nieuwe gemeente te verwelkomen. We zullen dan ook vooral moeten denken aan bezwaren tegen belijdenis en levenswandel die in een eerder stadium nog niet bekend waren.

De Evangelisch-Lutherse Kerk was het de kerkenraad die verkiest en beroept. Het is voldoende dat direct nadat het beroep is uitgebracht de gemeente hiervan in kennis wordt gesteld.

In de Protestantse Kerk is de hoofdlijn dat de gemeente verkiest en de kerkenraad beroept. Een kerkenraad van een (wijk) gemeente met meer dan 200 stemgerechtigde leden kan echter de verkiezing aan zich houden en daarvoor toestemming vragen aan het breed moderamen van de classis (ord. 3-4-7 Kerkorde PKN). Dat moet dan wel in de plaatselijke regelingen zijn vastgelegd. Het breed moderamen van de classis hanteert daarbij als criterium ‘het belang van de gemeente’ (P. van den Heuvel (red.), Toelichting op de kerkorde (…) (Zoetermeer 2013), p. 119). Dat is een heel ruim criterium. In mijn observatie krijgt eigenlijk elke kerkenraad die erom vraagt de vereiste toestemming. Het gaat daarbij vooral om vanouds Hervormde Gemeenten, hoewel een deel van die Gemeenten ook de voorkeur van de Protestantse kerkorde volgt. Tot zover is het in mijn opvatting nog begrijpelijk. Daarna wordt het lastiger. ‘De kerkenraad maakt de naam van de gekozene aan de gemeente bekend om haar goedkeuring te verkrijgen met het oog op de beroeping’ (ord. 3-4-9 Kerkorde PKN). Op een curieuze manier worden hier verschillende oude kerkordelijke bepalingen in elkaar geschoven. De vorm is die van de Gereformeerde Kerken: ‘om haar goedkeuring te verkrijgen’ (art. 4-5 Kerkorde GKN). Maar let wel, inhoudelijk lag het daar anders. Het ging daar om de bevestiging, niet om de verkiezing, en om de persoon, niet om de procedure. De inhoud van de PKN-bepaling is echter die van de Hervormde Kerk, waar het om publicatie van de verkiezing met het oog op eventuele bezwaren tegen de procedure.

Bezwaren

Ik heb primair drie bezwaren tegen deze aanpak. De eerste is dat als de gemeente verkozen heeft publicatie met het oog op eventuele procedurele bezwaren oneigenlijk is, zeker als dat is onder het mom van ‘goedkeuring’ door de gemeente. Waar de gemeente met de vereiste meerderheid iemand gekozen heeft kan één gemeentelid op procedurele gronden de zaak vervolgens traineren. Als de bezwaren zich niet richten tegen de procedure of als ze ongegrond zijn, worden ze weliswaar afgewezen, maar het kwaad is dan in feite al geschied. Heeft de beroepene er dan nog zin in? Of zijn er in de tussentijd andere gemeenten die hun kans schoon zien? Als er bezwaren tegen de procedure zijn, dan dienen die te worden ingebracht op de gemeentevergadering waar de verkiezing plaats vindt en daar te worden afgedaan. Als de gemeente ze dan in meerderheid afwijst, dan moet dat mijns inziens zeer zwaar wegen, zwaarder ook dan bij een kerkenraadsbesluit.

Het tweede bezwaar is de onevenwichtigheid tussen de twee hoofdroutes in de verkiezing van de predikant. Als de kerkenraad verkiest kan het vrij snel. Als de gemeente verkiest kost dat zomaar drie weken extra. De kerkenraad moet immers de voordracht doen en vervolgens een gemeentevergadering bijeenroepen op de voorgeschreven wijze. Meestal zitten daar tenminste twee zondagen tussen. Het lijkt me niet meer dan billijk dat mede gelet op het feit dat de gemeente zich al hééft uitgesproken een bezwaartermijn bij een verkiezende gemeente – dus in de regel! – niet meer nodig is. Dat ligt alleen anders als de kerkenraad zelf verkiest. Verkiezing door de gemeente is de regel (ord. 3-4-5), verkiezing door de kerkenraad is de ‘afwijking’ (ord. 3-4-7). Toch heeft het er veel van weg dat de kerkenraad die kiest voor de ‘afwijking’ beloond wordt met een aanzienlijk snellere beroepingsroute. Dat kan de bedoeling niet zijn. Wie kiest voor de basisregel moet tenminste even snel kunnen als wie kiest voor de ‘afwijking’.

Het derde bezwaar ligt in de titel van deze blog: bungelende predikanten. Dat moet in de regel gewoonweg niet nodig zijn. Na een vaak al slopend lange procedure, moet de predikant na de verkiezing door de gemeente en het daar de facto uit voortvloeiende beroep gewoon kunnen zeggen ‘ik heb een beroep’, en daar ook naar kunnen handelen.

Oplossing

Veel woorden heb ik niet meer nodig. Na het voorgaande zal het duidelijk zijn. Als de kerkenraad verkiest, dan lijkt een bezwaartermijn tegen eventuele procedurele fouten me niet onredelijk. Verkiest de gemeente, dan dienen eventuele bezwaren bij de verkiezing aan de orde worden gesteld en is een bezwaartermijn overbodig.