Onlangs publiceerde het Reformatorisch Dagblad naar aanleiding van het tienjarig bestaan van Rent a Priest een artikel over deze organisatie. Rent a Priest biedt buiten de kerkelijke kaders om kerkelijke rituelen als doop en huwelijk aan. De vraag die bij mij als kerkjurist dan rijst is: wat is een doop van Rent a Priest ‘waard’? Wat moet een ‘gevestigde’ kerk als de Protestantse Kerk in Nederland doen als iemand met een dergelijke doop zich meldt? Kan een dergelijke doop geaccepteerd worden, of is in feite geen sprake van dopen omdat een of meer wezenlijke elementen ontbreken? Voor zover het Rent a Priest zelf betreft, blijft de erkenning in het vage: ‘Zowel de doopbediening als de huwelijksinzegening worden niet in een kerkelijk register ingeschreven. Rent a Priest is niet aan een kerk verbonden en heeft derhalve zelf een eigen register.’ De erkenning van een doop van Rent a Priest is natuurlijk ook primair iets van kerkgenootschappen die ermee geconfronteerd worden. Tegelijk behoort het mijns inziens tot de door Rent a Priest te betrachten zorgvuldigheid om eerlijk te zijn over de ‘kwaliteit’ die de organisatie biedt.
Interkerkelijke dooperkenning
Een negental kerkgenootschappen in Nederland heeft op 12 mei 2012 een verklaring ten aanzien van de doop ondertekend, voor een aantal van hen een bevestiging van een eerdere verklaring (1967-68). Deze kerken, waaronder ook de Protestantse Kerk in Nederland en de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland, erkennen elkaars doop. Als basis daarvoor dient het volgende: ‘Wij, de kerken die deze verklaring ondertekenen, erkennen iedere doop die, in geloof en in gehoorzaamheid aan de opdracht van Jezus (Mat. 28: 19), is voltrokken in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, en die, binnen de betrokken gemeenschap en volgens de aldaar geldende regels, is bediend met water. De aldus voltrokken en ontvangen doop is eenmalig en onherhaalbaar.’ Dit moet dus volgens mij ook het uitgangspunt zijn als iemand zich met een doop van Rent a Priest tot een gemeente van de Protestantse Kerk went. Even verderop stellen de ondertekenende kerken namelijk: ‘Wij erkennen uiteraard ook een doop die is bediend in een kerk die deze verklaring niet heeft ondertekend, maar die wel in overeenstemming met het hierboven gestelde is bediend.’ Ord. 6-5-1 van de Protestantse Kerkorde volgt dit uitgangspunt en biedt vier criteria: a) is de doop bediend in of vanwege een christelijke kerk of gemeenschap van christenen, b) door een in die kerk of gemeenschap bevoegd persoon, c) met water, en d) in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest (vgl. Van den Heuvel 2013, p. 226v)? In het vervolg ga ik uit van de doop van een zuigeling.
Water en doopformule
Ik ga er gemakshalve vanuit dat het met de criteria c en d wel goed zit, hoewel in voorkomend geval ook dit onderzocht zal moeten worden. Zo spreekt Rent a Priest van een doop met een ‘persoonlijk karakter‘. Betekent dat dat desgewenst ook de doopformule gewijzigd kan worden? Het valt te hopen dat Rent a Priest bij alle persoonlijke dienstverlening duidelijk in de registers aangeeft op welke wijze gedoopt is en dat steeds door tenminste twee van elkaar onafhankelijke getuigen laat ondertekenen. Al is het maar om onduidelijkheid en vervelende vragen achteraf te voorkomen.
Kerk of gemeenschap van christenen
Veel lastiger ligt het met de criteria a en b. Ik maak bij elk van beide punten enkele opmerkingen, eerst ten aanzien van de kerk of gemeenschap waarbinnen gedoopt wordt (a). Hierover kan makkelijk spraakverwarring ontstaan. In de gevestigde kerken denken wij primair aan de kerk als een voorgegeven gemeenschap: ze bestaat al, wij komen door geboorte of keuze die gemeenschap binnen. In de huidige samenleving heeft de institutionele gemeenschap aan betekenis ingeboet. Veel belangrijker is de gemeenschap die je zelf sticht. Dat is zelden een vastomlijnde gemeenschap. Deze gemeenschappen zijn voortdurend in beweging. Daarom spreken we liever van netwerken. Zo is er in het kader van een doop bij Rent a Priest ongetwijfeld sprake van een gemeenschap, al zal die elke keer anders zijn. Ze kan zich beperken tot het gezin waarin gedoopt wordt, maar zich ook uitstrekken tot een netwerk van vrienden en bekenden die voor de gelegenheid zijn uitgenodigd. In alle gevallen geldt: kan deze gemeenschap gekwalificeerd worden als ‘gemeenschap van christenen’, zeker als ze zich slechts incidenteel, in het kader van deze ene doopgelegenheid heeft gevormd? Nu laat zich de ‘gemeenschap van christenen’ ook beperken tot de kleinst denkbare gemeenschap, die van de ouders die willen laten dopen. Maar wat als slechts een van de ouders christen is, of als door wat voor omstandigheid dan ook één ouder het kind wil laten dopen? Natuurlijk, ook dan kan de kring naar believen worden uitgebreid, bijvoorbeeld met ouders, broers en zussen, enzovoort. Ook is het denkbaar dat Rent a Priest als kerk of christengemeenschap gezien wordt. Het ‘vanwege’ (een christelijke kerk of … ) in de ordinantie van de Protestantse Kerkorde biedt daar mijns inziens wel enige ruimte voor. Duidelijk is in ieder geval wel: het is lastig vast te stellen of aan het eerste criterium is voldaan, al kan men zich afvragen of voornoemde doopverklaring de eis van kerk of christengemeenschap zo expliciet stelt. Met de woorden ‘binnen de betrokken gemeenschap en volgens de aldaar geldende regels’ wordt er wel van uitgegaan, maar de uitdrukking ‘betrokken gemeenschap’ laat zich breed uitleggen. Naarmate men meer gewicht hecht aan de interkerkelijke doopverklaring, is er meer ruimte om tot dooperkenning over te gaan. In het wereldlijk recht gaan verdragen in veel gevallen boven lokale wetgeving. Dat zou kunnen betekenen dat in de Protestantse Kerk het ‘verdrag’ van de dooperkenning in beginsel boven de bepalingen van de eigen Protestantse Kerkorde gaat.
Bevoegd persoon
Het criterium van de bevoegde voorganger (b) hangt nauw samen met het voorgaande, ook al kan ook hierbij de vraag gesteld worden of de interkerkelijke doopverklaring een bevoegde voorganger wel met zoveel woorden nodig acht. Het lijkt vooral af te hangen van de regels die in de betrokken gemeenschap gelden. Met andere woorden: als we bij een doop vanwege Rent a Priest stellen dat er sprake is van een kerk of christengemeenschap, dan zit het met de bevoegde voorganger ook wel goed. Immers, de aanwezigen of tenminste zij die de doop voor het kind gevraagd hebben, hebben de voorganger van Rent a Priest aangewezen als degene die de doop moet bedienen. Wat me in ieder geval geen begaanbare weg lijkt, is om als het ware via de voorganger de bij de doop aanwezige groep als gemeenschap en/of kerk te kwalificeren. Ik bedoel daarmee dit. De desbetreffende voorganger van Rent a Priest is bevoegd om in de Protestantse Kerk de sacramenten te bedienen. Dat zou betekenen dat de aanwezigen daarmee om deze voorganger heen een gemeente vormen, al is het misschien maar voor deze ene gelegenheid. De doop is in de Protestantse Kerkorde zozeer ingebed in de plaatselijke gemeente – en de predikant daaraan dienstbaar – dat dat niet opgaat. Een predikant kan in en voor de Protestantse Kerk alleen rechtsgeldig dopen als voldaan wordt aan de voorwaarden die ord. 6 daarvoor stelt. Dopen buiten een eredienst kan, in ‘bijzondere omstandigheden’, maar nooit zonder een kerkenraad (vgl. PKO, ord. 6-3-3). Er zijn allerlei gedachtenexperimenten uit te voeren. In de Rooms-Katholieke Kerk kan onder uitzonderlijke omstandigheden iedereen dopen (‘nooddoop’). Dat kan wellicht in bepaalde gevallen, als tenminste een ouder bij de Rooms-Katholieke Kerk staat ingeschreven nog soelaas bieden, al zal een weloverwogen doop vanwege Rent a Priest niet snel tot de uitzonderlijke omstandigheden gerekend kunnen worden. De lijn is duidelijk: het criterium van de bevoegd persoon is op zichzelf nauwelijks relevant en staat altijd in relatie tot de gemeenschap waarbinnen gedoopt wordt.
Tot slot
Sommigen zullen het bovenstaande wellicht beschouwen als juridische haarkloverij: wees blij met ieder die gedoopt is, juist in deze tijd. Toch is daarmee voor mij de kous niet af, zo zal duidelijk zijn. De interkerkelijke dooperkenning haast zich om duidelijk te maken dat de doop niet het enige en/of het enig zaligmakende is en schept daarmee ruimte voor toenadering tot eenieder die zich christen noemt en iedere gemeenschap die zich als christelijk beschouwt. Tegelijk is de doop niet niks. Ze is een belangrijk fundament van Gods wereldwijde kerk: ‘een heilig teken, ons door Christus toevertrouwd, dat ons met Hem en met elkaar verbindt.’ Dat maant ons tot bescheidenheid, maar verplicht ons tegelijk de doop serieus te nemen. Elke christelijke doop is een waterritueel, maar niet elk waterritueel is een christelijke doop.