kerk en recht

Kan een interimpredikant consulent zijn?

De interimpredikant is een beetje een vreemde figuur. In de kerkorde van de Protestantse Kerk is hij niet terug te vinden. Het is daarom goed eerst op een rijtje te zetten wie zich interimpredikant (mogen) noemen en vervolgens in welke rechtsverhouding zij tot een gemeente kunnen staan. Tot slot komt dan de vraag aan de orde of de interimpredikant consulent kan zijn en wat daar voor en tegen is.

De kwalificatie en de aanstelling

Het is in de Protestantse Kerk gemeengoed geworden. ‘Wij hebben een interimpredikant.’ Maar in de praktijk kan dit heel verschillende dingen betekenen. Ik zou er voor willen opteren om de titel voor te behouden aan degenen die de opleiding interimpredikant met goed gevolg hebben afgelegd (PAO aan de PThU). Dat zijn er in de loop van drie cursussen een stuk of vijftig. De kring kan ook nog wat anders en deels enger getrokken worden: de leden van ‘In Between. Netwerk van interimpastores‘.  Anders: ook voorgangers die op andere wijze hun sporen verdiend hebben in het kerkelijk interimwerk kunnen als lid van deze groep worden toegelaten. Enger: bij In Between moet de eenmaal verworven kennis ook worden bij gehouden. Dat is op dit moment nog geen harde voorwaarde, maar daar gaat het waarschijnlijk wel van komen. Alleen zo kan de kwaliteit worden gewaarborgd. De inzet van een interimpredikant is in het bijzonder aan de orde in situaties van rouw, conflict en het ontwikkelen van nieuw beleid.

In de kerk afficheren ook predikanten die tijdelijk ergens de klassieke predikantswerkzaamheden verrichten zich nog wel eens als interimpredikant. Of ze krijgen die titel aangemeten. Dat is dus wat anders. Nu is het heel goed denkbaar dat een interimpredikant ook die klassieke taken op zich neemt, maar in beginsel altijd met een van de genoemde bijzondere taken/doelen.

De gekwalificeerde interimpredikant kan op verschillende manieren worden aangesteld. In de eerste plaats is er via de landelijke kerk een tiental interimmers predikant in algemene dienst. Zij hebben een arbeidsovereenkomst met de dienstenorganisatie en worden vandaar uit gedetacheerd. Daarnaast zijn er ook gemeentepredikanten die vanuit hun gemeente met een interimopdracht naar een andere gemeente worden gedetacheerd (onder de titel hulpdiensten, PKO ord. 3-24-3). Verder zijn er nog tal van andere vormen denkbaar. Sommigen rekenen een eigen uurtarief (al staat dat m.i. op gespannen voet met de PKO Generale Regeling Rechtspositie Predikanten, art. 40a lid 1). Enzovoort.

De interimpredikant als consulent: voor- en nadelen

In mijn opvatting kan de interimpredikant consulent zijn. In het verleden kwam de consulent uit dezelfde gemeente, ring of classis. In de Protestantse Kerk ligt dat anders. Het kan ook een predikant van verder weg zijn, of een emeritus (vgl. Vd Heuvel 2013, p. 187). Het is overigens wel goed te bedenken dat in alle gevallen de werkgemeenschap de consulent aanwijst (PKO ord.  4-18-2, laatste aandachtstreepje; of ook een ringverband, zie PKO ord. 4-17-2, als dat er is, gaat dat voor). Het is dus in theorie mogelijk dat de gemeente de voorkeur geeft aan een ander dan degene die de werkgemeenschap aanwijst. In de praktijk zal de werkgemeenschap kiezen voor een oplossing waar de gemeente mee geholpen is. Waar voorheen in de Hervormde Kerk vrij forse vergoedingen verbonden waren aan het consulentschap, onafhankelijk van de feitelijk verrichte werkzaamheden, is de minimuminzet in de Protestantse Kerk om niet (vgl. PKO ord. 4-12-6). Om het geld hoeft niemand het meer te willen.

Er zijn voor- en nadelen om de interimpredikant consulent te laten zijn. Een voordeel is dat de interim voorzitter van de kerkenraad kan zijn, met de bijbehorende bevoegdheden (PKO ord. 4-12-4). Dat kan in spanningsvolle bepaalde situaties nog wel eens een voordeel zijn. Anders dan in het bedrijfsleven bij interimmers nog wel eens het geval is, heeft de interimpredikant nauwelijks eigenstandige bevoegdheden. Het voorzitterschap van de kerkenraad is dan net een ’tool’ die goed van pas kan komen. Tegelijk zit daar ook een nadeel. De consulent hóeft geen voorzitter te zijn. Maar als hij het is, verliest hij daarmee tegelijk wel enige distantie die in interimsituaties nu net zo heilzaam kan zijn.  Een ander voordeel is betrekkelijk: de consulent wordt uitgenodigd voor kerkenraadsvergaderingen en heeft daarin een adviserende taak. Dat zal echter voor de interim die geen consulent is niet wezenlijk anders zijn. Waarom heeft de kerkenraad hem anders aangezocht? Voor deze kanten van het takenpakket hoeft de interimmer op zich geen consulent te zijn. Een volgend voordeel is dat voor het beroepingswerk de betrokkenheid van een consulent noodzakelijk is. Als er een interim aan het werk is en beroepingswerk aan de orde, dan ligt de inzet van die interim bij het beroepingswerk voor de hand. Het voorkomt bovendien lastige driehoekssituaties tussen gemeente, consulent en interimmer. Maar ook hier raken we de grenzen van het interimpredikantschap. Soms blijft de interimmer betrokken totdat een nieuwe predikant beroepen is – als dat aan de orde is – maar soms is daar helemaal geen noodzaak toe. Dan kan de gemeente na de inzet van de interimmer weer prima zelf verder en is alsnog een ander als consulent nodig voor de begeleiding van het beroepingswerk. In zo’n geval is het misschien wel goed dat de interimmer zijn tijdelijke aanwezigheid onderstreept door geen consulent te worden, terwijl in het consulentschap (van een ander) de continuïteit gestalte krijgt.