‘Net als in veel andere gemeenten is het bij ons ook niet makkelijk om ambtsdragers te vinden. Gek genoeg lukt het steeds wel om genoeg ouderlingen te vinden, vooral voor het coördinerende en bestuurlijke werk. Bij diakenen is het steeds weer lang zoeken. We zijn niet ver meer van het punt dat we echt vastlopen en er geen drie meer zullen hebben. Wat dan?’
De kerkorde stelt voor diakenen in een zelfstandige Protestantse Gemeente inderdaad als minimumaantal drie (vgl. ord. 4-6-3). Dat is op zich niet zo vreemd. Het gaat soms over grote bedragen, zeker als de diaconie veel zogenaamd ‘dood’ geld heeft, op de bank of in landerijen. Zo nu en dan verschijnen berichten in de pers over frauderende penningmeesters, ook in de kerk helaas. Enig toezicht is daarom bepaald niet verkeerd. De kerkelijke regelgeving bepaalt daarom bijvoorbeeld dat er twee paar ogen over de kas gaan. De penningmeester en de boekhouder dienen verschillende personen te zijn (ord. 11-3-1). In dat licht moet ook gekeken worden naar tenminste drie diakenen. Wie geld aan de diaconie toevertrouwt moet het gevoel hebben dat het daar veilig is.
Nu is er in de kerk nog een college dat over geld gaat, het college van kerkrentmeesters. Vreemd genoeg kan dat volstaan met twee ouderling-kerkrentmeesters, al moet er daarnaast dan nog wel een kerkrentmeester zijn die niet in het ambt bevestigd is.
Nog niet zo lang geleden heeft de Protestantse Kerk de huidige kerkorde kritisch bekeken. Een van de voorstellen was dat het minimum aantal in het ambt bevestigde kerkrentmeesters terug zou kunnen naar één. De synode heeft dat toen afgewezen. De lijn naar de kerkenraad zou daarmee wel heel dun kunnen worden. Op zich vind ik het jammer dat deze vereenvoudiging niet is doorgevoerd. Het zou kleine gemeenten zeker geholpen hebben. Het ideaal is een wat steviger band tussen kerkrentmeesters en kerkenraad, maar vind in een kleine groep maar eens voldoende mensen die in beide colleges zitting willen hebben, mét de vergaderingen die daarbij horen. Juist in de kleinere gemeente ben ik er niet zo bang voor dat het contact tussen kerkenraad en kerkrentmeesters verloren gaat. De actievere kern komt elkaar meestal toch wel op verschillende momenten tegen, zoals in de zondagse kerkdiensten.
Of het er nu een of twee ouderling-kerkrentmeesters moeten zijn, het is niet goed in te zien, waarom de diaconie niet op een vergelijkbare manier zou mogen werken. Op verschillende plaatsen is de diaconie al verbreed tot diaconale werkgroep. Naast de in het ambt bevestigde diakenen maken diaconaal medewerkers daar deel van uit. De diaconale werkgroep zou op dezelfde manier kunnen functioneren als het college van kerkrentmeesters. Dit lijkt me een van de zaken die in de nieuwe kerkorde anders geregeld kan en moet worden dan nu het geval is. Drie leden lijkt me echt wel een minimum waar het om financiën gaat, maar ik zou daarbij willen volstaan met tenminste één ambtsdrager.
Het opschrijven van deze wens levert echter nog geen antwoord op de vraag op. Wat nu als het echt niet meer lukt om drie diakenen te vinden? Daar is in de kerkorde een voorziening voor gemaakt, tenminste zolang maar aan één randvoorwaarde voldaan is: de kerkenraad moet voldoende leden tellen. Het absolute minimum in een kerkenraad is acht leden (predikant, twee ouderlingen die niet tevens kerkrentmeester zijn, twee ouderlingen-kerkrentmeester en drie diakenen, zie ord. 4-6-3). Maar pas als de kerkenraad de helft of minder leden heeft, wordt er van ‘bovenaf’ ingegrepen, dus bij vier of minder.* Zolang er vijf of meer dienstdoende kerkenraadsleden zijn kunnen vergaderingen van de diaconie waarin besluiten genomen worden andere ambtsdragers inspringen: bij één diaken twee anderen, bij twee diakenen één ander (ord. 11-3-3). Hieruit kan worden afgeleid dat er in ieder geval één diaken moet overblijven. Anders gaat het echt niet meer. Ideaal is dit natuurlijk niet, want het belast een toch al kleine kerkenraad erg zwaar als op deze manier geopereerd moet worden. Het is aan te bevelen dat voor het lopende diaconale werk in een dergelijke situatie dan wel andere gemeenteleden worden ingeschakeld. Lukt dat ook niet meer, dan begint het misschien tijd te worden om om te zien naar andere vormen van gemeentezijn. Maar dat is weer een ander verhaal.
* Strikt genomen gaat het om de helft of minder van het aantal leden dat de kerkenraad volgens eigen, doorgaans in de plaatselijke regeling vastgelegd besluit moet hebben. Het ligt voor de hand dat een kerkenraad die toch al moeilijk ambtsdragers kan vinden het aantal op het minimum stelt.