kerk en recht

Twee Protestantse Gemeenten in één plaats?

Via via kreeg de vraag voorgelegd of het mogelijk is dat er twee gelijkwaardige Protestantse Gemeenten met vrijwel hetzelfde grondgebied in één plaats bestaan?

Hoe het was

Voor het antwoord op deze vraag moeten we in de eerste plaats terug naar het ontstaan van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). Op 1 mei 2004 waren er drie soorten gemeenten: Hervormde Gemeenten, Evangelisch-Lutherse Gemeenten en Gereformeerde Kerken. Een aantal van deze gemeenten was gefedereerd. In de Hervormde Kerk was het mogelijk dat er twee of zelfs meer (wijk)gemeenten met (min of meer) hetzelfde territorium waren: de deelgemeente en de buitengewone wijkgemeente. De deelgemeente was aanvankelijk gebaseerd op noodrecht, met ingang van 1985 in de HKO vastgelegd (Vd Heuvel 1991, p 68). Er bestond tussen die (wijk)gemeenten echter wel een zekere hiërarchie. Wie in het territorium van zo’n (wijk)gemeente kwam wonen werd automatisch lid van de ‘gewone’ (wijk) gemeente, eigenlijk altijd de oudste. Wie lid wilde worden van een bijzondere wijkgemeente of van een deelgemeente moest daar bewust voor  kiezen.

Hoe het is

Bij het ontstaan van de PKN werd in eerste instantie de bestaande situatie geconsolideerd. De kerkorde van de PKN legde vervolgens het initiatief voor het vormen van een Protestantse Gemeente neer bij het grondvlak. Dat is nog steeds het geval. Zo kunnen een Gereformeerde Kerk en een Hervormde Gemeente ervoor kiezen te verenigen tot Protestantse Gemeente (PKO ord. 2-12).  Als er al een Protestantse Gemeente is, kan een nieuwe Protestantse Gemeente gesticht worden (PKO ord. 2-13): juridisch gezien feite door splitsing. De derde optie is dat een Gereformeerde Kerk, Hervormde Gemeente of een Evangelisch-Lutherse Gemeente die zich niet kán verenigen tot Protestantse Gemeente het breed moderamen van de classicale vergadering verzoekt aangemerkt te mogen worden als Protestantse Gemeente (PKO ord. 2-12-6; N.B. tot 1 januari 2013 ging het verzoek naar de classicale vergadering). Als er sprake is van een andere gemeente ter plaatse die niet wenst te verenigen, dan dient het breed moderamen die eerst te horen voordat het verzoek kan worden toegewezen. Is er geen andere gemeente, dan kan zij direct besluiten. Ik heb de indruk dat vooral Gereformeerde Kerken van deze mogelijkheid gebruik hebben gemaakt als zij niet met de Hervormde Gemeente ter plaatse konden verenigen. De toestemming is mogelijk wel eens wat te lichtvaardig afgegeven. Na verloop van jaren blijken er toch nog wel eens wat meer mogelijkheden dan aanvankelijk gedacht. Het toekennen van het predikant ‘Protestants’ aan één van de gemeenten ter plaatse kan dan drempelverhogend werken om later alsnog te verenigen. De leden van de andere gemeente kunnen dan makkelijk het gevoel krijgen te worden ‘overgenomen’ door de al bestaande Protestantse Gemeente. Die blijft immers gewoon Protestantse Gemeente heten. Om toch het idee te geven van een nieuw begin zou in de nadere aanduiding iets aangevuld of gewijzigd kunnen worden, bijvoorbeeld door de naam van het gezamenlijke kerkgebouw in te voegen (vgl. Vd Heuvel 2013, p. 98). Dit alles neemt niet weg: de PKO2004 wilde de vorming van Protestantse Gemeenten bevorderen, linksom of rechtsom, maar – nogmaals – nooit buiten de plaatselijke gemeente om.

De PKN handhaafde in 2004 het geografisch uitgangspunt: je bent lid van de gemeente in de plaats waar je woont (PKO2004, ord. 2-2-2). Wie de commentaren van Van de Heuvel er op naleest, ontdekt dat het accent verschuift. In 2001 was het nog, net als in 1991: ‘Men kiest niet zelf de medegelovigen uit naar eigen voorkeur: als leden van de kerk in één dorp of wijk van de stad zijn we geroepen samen gemeente te zijn’ (Vd Heuvel 1991, p. 51; Vd Heuvel 2001, p. 72). In de latere uitgaven van de Toelichting staat het er zo pregnant niet meer. De geografische gemeente is uitgangspunt, maar daar blijft het dan ook bij (vgl. bv. Vd Heuvel 2013, p. 90). Meer was ook moeilijk vol te houden als op hetzelfde territoir naast elkaar verschillende gemeenten van hetzelfde kerkverband functioneren, sterker nog, waar het inmiddels gewoon geworden was dat verschillende gemeenten van dezelfde ‘kerksoort’ (m.n. Hervormd) naast elkaar bestonden. Interessant in de twee oudste versies van de Toelichting de verwijzing naar het proefschrift van B.A.M. Luttikhuis, Een grensgeval. Oorsprong en functie van het territoriale beginsel in het gereformeerde kerkrecht (Gorinchem: Narratio 1992). Die toont op overtuigende wijze aan dat het territoriale beginsel ten dienste heeft gestaan van pastorale overwegingen. Anders gezegd: als er pastorale redenen zijn om over te gaan tot andere ordeningsprincipes, dan is het in beginsel mogelijk het territorialiteitsbeginsel te doorbreken.

Bescheiden bonus

Een punt vraagt nog aandacht. Waarom zou je het predicaat ‘Protestants’ willen dragen, afgezien van ideële motieven? Dat is simpel. Het kent namelijk een bescheiden bonus, al zit die wat verscholen in de regelgeving. De desbetreffende gemeente mag namelijk degenen die elders bij een Protestantse Gemeente waren ingeschreven bij verhuizing in haar registers inschrijven. Het doet er niet toe hoe zij daarvóór te boek stonden, als Gereformeerd, Hervormd of Evangelisch-Luthers (zie m.n. PKO ord. 2-5-1 sub a). Eenmaal Protestants blijf je Protestants, tenzij het echt niet anders kan of je het niet wilt. Hierbij past overigens wel een kanttekening. In mijn ervaring in Leidsche Rijn speelt de ledenregistratie zeker een rol in de aanwas van nieuwe leden. Waar het echter gaat om actieve leden is vele malen bepalender waar men zich thuis voelt. Men begint misschien wel in de kerk van de nieuwe woonplaats, maar het is doorgaans ook niet veel meer dan dat. In de beleving van velen is geen plaats meer voor de klassieke territoriale gemeente en de mores die daarbij horen. Het lukt ons als kerk kennelijk niet om deze ontwikkeling te keren.

Terug naar de vraag

Kunnen er twee gelijkwaardige Protestantse Gemeenten met vrijwel hetzelfde grondgebied in één plaats bestaan? Dat hangt ervan af. Wie de ontstaansgeschiedenis en de geest van de PKO zwaar laat meewegen, zal ontkennend antwoorden. In beginsel is de gedachte die Van den Heuvel bij de Hervormde kerkorde verwoordde nog altijd geldig: je bent lid van de in beginsel ene gemeente in de plaats waar je woont. Wie daarentegen kijkt naar de inmiddels gegroeide praktijk zal vermoedelijk zeggen: waarom niet?

Er zijn goede redenen geweest om het in 2004 te doen zoals men gedaan heeft. Gemeenten hechtten meer dan eens aan de naam van het oude kerkgenootschap, wilden die behouden. Inmiddels zijn we ruim tien jaar verder. Het merk ‘Protestants’ begint in te burgeren. Het wordt aantrekkelijker die naam ook plaatselijk te gaan voeren. Bij de Vereniging van de Gereformeerde Kerken in 1892 gingen alle plaatselijke gemeenten de naam ‘Gereformeerde Kerk’ gebruiken. Waren er meer gemeenten, dan werd daar A, B of soms zelfs C aan toegevoegd. Naar ons gevoel nu wat zakelijk, maar het werkte. Op dit moment kunnen binnen de PKN zonder enig bezwaar in een plaats een Gereformeerde Kerk en een Hervormde Gemeente gelijkwaardig naast elkaar bestaan. Ik zie dan ook eigenlijk geen principieel bezwaar tegen het naast elkaar functioneren van twee volwaardige Protestantse Gemeenten. De commissie van rapport van de Gezamenlijke vergadering van de (Generale) Synoden hield het eveneens voor mogelijk, al vroeg ze zich af of het meer dan een theoretische mogelijkheid was (Gezamenlijke vergadering van de (Generale) Synoden (…) januari 1997 (…), deel I, p. 293). De Werkgroep Kerkorde lijkt echter van één uit te gaan (deel II, p. 686). De letter van PKO ord. 2-12-6 sluit het niet uit. PKO ord. 2-2-2 verzet zich er niet tegen. PKO ord. 2-13-6 maakt het wel mogelijk als er een niéuwe Protestantse Gemeente ontstaat naast een bestaande, zij het dat voor de vorming een verzwaarde procedure nodig is. De kwestie van de ledenadministratie is geregeld. Het breed moderamen van de classicale vergadering moet een regeling maken wie bij welke gemeente moet worden ingeschreven (PKO ord. 2-5-1, sub d). Met wat creativiteit moet dat altijd lukken. In deze bepaling zit overigens nadrukkelijk de ruimte dat de betrokkene zijn voorkeur uitspreekt voor een/de andere gemeente ter plaatse. In de tenaamstelling kan men zich nog wat nader profileren: Protestantse Gemeente Bovenkerk te X en Protestantse Gemeente Buitenkerk te X (PKO ord. 2-11-1). Gemeenten binnen de PKN van welke modaliteit of ‘kerksoort’ dan ook in eenzelfde gebied zijn gehouden elkaar op verschillende terreinen te informeren en naar samenwerking te zoeken (PKO ord. 2-11-5). Wie weet kan daar nog eens wat moois uit groeien … .

P.S. Inmiddels is Kerk 2025: Waar een Woord is, is een weg verschenen. Op p. 23 zijn enkele gedachten te vinden die voor deze casus van belang zijn en ruimte kunnen bieden om twee of meer gelijkwaardige Protestantse Gemeenten op hetzelfde grondgebied mogelijk te maken.