kerk en recht

Wat is geheim?

Met enige regelmaat worden vragen gesteld over geheimhouding in de kerk. De ene keer gaat het over de vraag wie nu precies gehouden is tot geheimhouding. De andere keer richt het zich meer op de vraag wat er nu wel en niet onder valt. Verwarrend is dat in beide gevallen de juridische en liturgische praktijk niet gelijk opgaan.

Zaken

In de kerk krijgen ambtsdragers bij hun bevestiging voorgangers de vraag voorgelegd ‘belooft u geheim te houden wat vertrouwelijk te uwer kennis komt’. In de klassieke gereformeerde formulieren ontbrak deze notitie in de vragen, maar is die ingevoegd, zoals dat bijvoorbeeld in latere drukken van het Dienstboek van de Nederlandse Hervormde Kerk ook al het geval was (zie Dienstboek II, p. 33), naar aanleiding van synodebesluiten in 1958. De kerkorde van de PKN zegt over het inhoudelijk bereik van de geheimhouding iets anders, in feite meer. Ord. 4-2-1 luidt: ‘Zij die een ambt dragen, zij die een dienst of functie vervullen en zij die vanwege gemeente of kerk een taak vervullen, zijn geheimhouding verplicht ten aanzien van alle zaken die hun in de uitoefening van hun ambt, dient, functie of taak ter kennis komen en een vertrouwelijk karakter dragen.’ In de liturgische vraag kwalificeert het ‘vertrouwelijk’ naar de letter in eerste instantie de wijze waarop iets tot iemands kennis komt. Anders had er iets moeten staan als ‘wat als vertrouwelijk te uwer kennis komt’ of ‘de vertrouwelijke zaken die te uwer kennis komen’. Het betekent dan zoiets als: zaken waarbij iets wordt verteld als ‘ik vertel je dit nu, maar in vertrouwen’, ook verder vertrouwelijk gehouden moeten worden. De kerkorde trekt de kring echter nadrukkelijk wijder: het gaat om álle zaken die een vertrouwelijk karakter dragen. Het gaat dus ook om zaken die iemand toevallig hoort, maar die uit hun aard niet voor een breed/ander publiek bestemd zijn (vgl. Vd Heuvel 2013, p. 168).

Personen

De kerkorde trekt de kring ook aanzienlijk ruimer waar het gaat om de personen die geheimhouding in acht hebben te nemen (vgl. ook Vd Heuvel 2013, p. 167v). Het zijn bepaald niet alleen de ambtsdragers, maar ook de bezoekdame, het lid van de liturgiecommissie en de koster vallen eronder. Het is de vraag of zij allen dat ook beseffen. In feite geldt wat mij betreft de geheimhoudingsplicht alle gemeenteleden, in het bijzonder hen die actief meeleven in der kerkgemeenschap. Dat is niet zozeer een zaak van de kerkorde of van een juridische vastgelegde plicht, maar van (christelijke) moraal (vgl. bijvoorbeeld het verbod op het geven van een vals getuigenis).

Bij deze observaties een paar opmerkingen.

  1.  De kerkordelijke en liturgische vormgeving lopen niet synchroon. De liturgische is de meest bekende. Nu kent de liturgie zijn eigen dynamiek. Liturgische taal verschilt van juridische taal. Toch hoeft dat mijns inziens geen beletsel te zijn om de vraagstelling zo aan te passen dat duidelijker is wat onder het ambtsgeheim valt en wat niet.
  2. Van den Heuvel suggereert dat het goed is bij het voorstellen van mensen die een bepaalde taak of functie gaan vervullen in de eredienst aandacht te besteden aan de geheimhouding. Ik voeg daaraan toe: dat hoeft natuurlijk niet beperkt te blijven tot de eredienst. Een kerkblad is misschien zelfs een geschikter medium. De vraag moet zelfs gesteld worden of de eredienst wel zo geschikt is voor dit soort instructies. Toch zou het niet verkeerd zijn in de eredienst in meer situaties een geheimhoudingsbelofte af te nemen. Dat geldt in het bijzonder medewerkers die geen ambt bekleden maar wel actief zijn in de sfeer van pastoraat en diaconaat.
  3. In de kerkorde is de geheimhouding opgenomen in ordinantie 4, onder de ambtelijke vergaderingen. Mede daardoor heeft het in de wandelgangen nog altijd de benaming ‘ambtsgeheim’. Vd Heuvel 1991, p. 113, doet dat ook nog, net als Vd Heuvel 2001, p. 158 (al staat bij het lemma ambtsgeheim in de index nu wel: ‘zie geheimhouding’), met Vd Heuvel 2004, p. 153, wordt het geheimhouding. De term ambtsgeheim wekt ten onrechte de indruk dat het gaat om een geheim dat specifiek ambtsdragers geldt. Ik heb niet direct een concreet voorstel om het elders onder te brengen, maar ordinantie 2 (de gemeenten) of ordinantie 3 (de ambten en andere diensten) is wellicht meer geëigend. In feite zette de Hervormde Kerkorde ons al op het verkeerde been: de geheimhouding voor de leden van ‘kerkelijke lichamen’ had daar een plaats in ordinantie 1 die handelt over de ambtelijke vergaderingen (nl. ord. 1-21-15). Dat is op zich weer niet zo vreemd, omdat het werk van deze kerkelijke lichamen gezien werd als een afgeleide van het werk van ambtelijke vergaderingen.
  4. Van den Heuvel merkt op dat de zaken die onder geheimhouding vallen niet exact te definiëren zijn. Dat is een zaak van ‘fijngevoeligheid’. Helemaal mee eens. We zouden misschien juist in de kerk moeten vermijden dat dit aspect gejuridiseerd wordt. Het is een zaak van moraal en moreel die met enige regelmaat in het geheel van de gemeente aan de orde dient te worden gesteld.