kerk en recht

De gemeente en een predikant met een bijzondere opdracht

Welke bemoeienis heeft een kerkelijke gemeente met een beroep dat haar kerkenraad uitbrengt op een predikant met het oog op het vervullen van een bijzondere opdracht? Het antwoord kan kort zijn: geen. Dat is in zekere zin vreemd. De predikant gaat werken in een plaatselijke instelling en de gemeente waaraan hij verbonden is, zal in voorkomende gevallen mede aangekeken worden op zijn gedrag. De verklaring dat de gemeente op afstand staat zal er in belangrijke mate mee te maken hebben dat het in de eerste opzet van de ordinanties (1997) helemaal niet de bedoeling was dat een predikant met een bijzondere opdracht aan een plaatselijke gemeente verbonden zou worden. Hij zou in alle gevallen predikant in algemene dienst – dus predikant van de kerk in haar geheel worden. In de kerkorde van 2004 is een verbonden worden aan de landelijke kerk niet uitgesloten, maar een van de opties. Niet alleen de generale synode, maar ook andere ambtelijke vergaderingen, zoals een plaatselijke kerkenraad, kunnen het beroep uitbrengen.

Drie voorwaarden

Ord. 3-23 regelt de gang van zaken bij het beroep van een predikant met een bijzondere opdracht. Drie bijzondere voorwaarden zijn daarbij in alle gevallen van belang. De eerste is dat de beoogde werkzaamheden ‘in rechtstreeks verband’ staan met de vervulling van het ambt van predikant (ord. 3-23-1). Dit wordt door of vanwege de kleine synode getoetst. De tweede is dat de kerkenraad met de instelling een regeling treft voor de regeling van de verantwoordelijkheden (ord. 3-23-4, vgl. ook ord. 3-23-2). Volgens de derde voorwaarde moet bij de verbintenis aan een gemeente het Breed Moderamen van de Classicale Vergadering zich ervan vergewissen dat deze regeling is getroffen (ord. 3-23-7).

Vooraf

Ik maak nog een enkele kanttekening bij de derde voorwaarde. Ord. 3-23-7 geeft aan dat het vergewissen ‘vooraf’ dient plaats te vinden. Maar wanneer? Het is in ieder geval duidelijk dat het pas kan nadat de regeling uit de tweede voorwaarde daadwerkelijk getroffen is, dus in ieder geval gedekt door de benodigde besluiten en in het verlengde daarvan op schrift gesteld en ondertekend. Het ligt verder in de rede dat het in ieder geval vóór de bevestiging dan wel verbintenis zal plaats vinden. Het zal ook verstandig zijn dat het Breed Moderamen actie heeft ondernomen vóór de beroepsbrief waaraan de regeling als bijlage is toegevoegd de deur uit gaat. Toch is dat mijns inziens niet noodzakelijk. Het Breed Moderamen hoeft naar de letter van de kerkorde zich er slechts van te vergewissen dát een dergelijke regeling getroffen is. Dat duidt op marginale toets met slechts een impliciete goedkeuring van de inhoud van de regeling. Bovendien is er pas kans op problemen als iemand daadwerkelijk als predikant aan de gemeente verbonden wordt. De regeling beoogt financiële aansprakelijkheid uit te sluiten: dat kan slechts het geval zijn als er sprake is van enigerlei overeenkomst tussen predikant en gemeente (vgl. ord. 3-23-5). Niettemin kan veel ellende voorkomen worden als de lijn gevolgd wordt die ook de PKN in ‘Veelgestelde vragen’ uitzet: actie van het Breed Moderamen vóór het uitgaan van de beroepsbrief.

Bezwaar

De volgende vraag is, of een gemeentelid bezwaar kan maken tegen het besluit iemand te beroepen als predikant met een bijzondere opdracht (of revisie kan verzoeken, ord. 12-12). Ord. 3-23 zwijgt over eventuele bezwaarprocedures. Hoe moet dat gelezen worden? Ord. 3-4-10,11,12 biedt daarvoor wel de mogelijkheid bij een gewoon gemeentepredikant. Dit geldt niet voor de predikant met een bijzondere opdracht. Toepasselijkheid van bepalingen die behoren tot de procedure een gemeentepredikant te beroepen, staat namelijk steeds apart vermeld (ord. 3-23-6,7). Zo moet bevestiging als predikant plaats vinden onder handoplegging (ord. 3-23-7 verwijst naar ord. 3-5-7). Bezwaar kan weliswaar behandeld worden door een ander rechtsprekend college dan de gebruikelijke voor bezwaren en geschillen, maar is nooit uitgesloten (art. XIV-1). Het zal dus langs de gebruikelijke, in ord. 12 beschreven weg moeten plaats vinden. Op bezwaar kan beroep volgen. Het kan dus veel tijd kosten, waar een vergelijkbaar bezwaar bij het beroepen van een gemeentepredikant doorgaans vrij snel kan worden afgerond (ord. 3-4-12). De vraag is wel, welk belang een eventuele bezwaarmaker heeft. In veel gevallen zal de bemoeienis van een predikant met een bijzondere opdracht met het gemeenteleven namelijk beperkt zijn. Als de praktijk een andere is – hetgeen vanwege de betrokkenheid van de kerk bij het werk in instellingen aan te bevelen is! – zal dat natuurlijk anders kunnen zijn.

Gelet op de verstrekkende gevolgen bij een bezwaar tegen het uitgebrachte beroep, is het van belang dat de gemeente van het uitbrengen van een beroep direct op de hoogte wordt gesteld, bijvoorbeeld in de eerstvolgende kerkdienst(en). Anders geldt immers dat de bezwaartermijn ingaat de dag nadat iemand ‘redelijkerwijze’ van het besluit kennis had kunnen nemen (ord. 12-3-5). Het is dan in theorie niet denkbeeldig dat het bezwaar wordt ingediend als bevestiging of verbintenis al hebben plaats gevonden.

Lidmaatschap kerkenraad

Nog een andere punt verdient aandacht. Een predikant met een bijzondere opdracht is niét de facto lid van de kerkenraad. Een kerkenraad kán de predikant wel als zodanig benoemen. Het benoemingsbesluit is vatbaar voor de gebruikelijke bezwaarprocedure.

Conclusie

Het is al met al de vraag of nog niet eens kritisch gekeken moet worden naar het beroepen van een predikant met bijzondere opdracht. Zo ontbreekt ook de beslistermijn, waar die bij een gemeentepredikant expliciet op drie weken is vastgesteld (ord. 3-5-4). De kerk heeft er ook in dit opzicht belang bij dat sprake is van voortgang, helderheid in verhoudingen, enzovoort. Ik acht een kritisch overzien ook daarom van belang, omdat het me zinvol lijkt werk binnen en buiten de kerkgrenzen waar dat ook maar enigszins mogelijk is, met elkaar te verbinden. Met andere woorden: de predikant met een bijzondere opdracht en het werk dat die doet moet ook voor de plaatselijke gemeente meer zijn dan een formaliteit die gericht is op de formele verbintenis met een kerkelijke gemeente.