kerk en recht

Bepaling over kennen en horen in een (inmiddels verouderde) plaatselijke regeling

De synode heeft in de november-vergadering definitief besloten in de ordinanties de uitdrukking ‘kennen en horen’ van de gemeente te vervangen door bewoordingen in de sfeer van de gemeente ‘in de gelegenheid stellen haar mening te geven’. Aan dat ‘kennen en horen’ was de bepaling verbonden dat in de plaatselijke regeling moet worden aangegeven op welke wijze dit kennen en horen plaats vindt (PKO 2013, ord. 4-8-6). Deze verplichting is tegelijkertijd geschrapt. Het duurt meestal even voor plaatselijke regelingen worden bijgesteld. Wat betekent dat voor een gemeente waar in de plaatselijke regeling is opgenomen dat bij ‘kennen en horen’ een gemeentevergadering belegd dient te worden? Moet dat nog steeds, ook al staat er op de desbetreffende plaats nu dat de gemeente in de gelegenheid gesteld moet worden haar mening te geven?

Is de plaatselijke regeling met deze omschrijving ‘in strijd’ met de ordinanties? In dat geval heeft de desbetreffende bepaling in de plaatselijke regeling geen kracht (ord. 4-4-2). Dat lijkt op het eerste gezicht niet het geval. De plaatselijke regeling verplicht de kerkenraad alleen tot iets meer dan de ordinanties na de laatste synodezitting doen. Hij is in voorkomende gevallen verplicht een gemeentevergadering uit te schrijven.

Het laat zich verdedigen dat de kerkenraad hiertoe niet verplicht is, noch dat een gemeentelid de kerkenraad hiertoe nog kan verplichten. De intentie van Generaal College voor de Kerkorde die de generale synode tot haar eigen heeft gemaakt, is namelijk ‘verlichting van de regeldruk’: ‘de kerkenraad kan heel goed per geval bezien hoe de mogelijkheid tot reageren gegeven wordt.’ (GS 18-09, p. 36) De wijziging heeft dus de bedoeling gehad het er voor de kerkenraad makkelijker op te maken. Die hoeft zich door de wijziging niet meer op vast te leggen hoe ze de gemeente in de gelegenheid zal stellen haar mening te geven. Als een plaatselijke regeling dat (nog) wel doet, is die regeling in strijd met de ordinanties, althans strijd met iets dat er bedoeld niet staat.

Overigens valt ook te verdedigen dat er géén sprake is van strijd met de ordinanties. De ordinanties als zodanig verbieden immers een dergelijke verplichting niet. Wel is er strijd met de ordinantiewijziging, of althans de intentie van de ordinantiewijziging. Dat zijn andere zaken. Er ontstaat geen conflict met de ordinanties als zodanig.

Jurisprudentie op dit punt ontbreekt. Daarvoor is de wijziging te recent. Een kerkenraad die in het vervolg per geval zelf wil bepalen hoe hij de gemeente om haar mening vraagt én niet in de problemen wil komen bij een eventuele bezwaarprocedure, doet er goed aan de plaatselijke regeling bij de tijd te brengen. Dan is er op dit punt geen misverstand meer mogelijk.