kerk en recht

Consulent

Als een gemeente geen predikant (meer) heeft, schakelt ze een consulent in (vgl. PKO ord. 4-10-1), althans dat doet de kerkenraad. Het geen predikant (meer) hebben kan op verschillende momenten het geval zijn. Evident is de situatie waarin er ‘aan de gemeente of wijkgemeente geen predikant voor gewone werkzaamheden verbonden is’. Maar het geldt ook bij langduriger ziekte, als de gemeentepredikant vrijstelling van werkzaamheden is verleend of als er sprake is van tuchtmaatregelen. Verder kunnen er bijzondere omstandigheden zijn die de inzet van een consulent nodig maken (PKO ord. 4-10-2). Als de (wijk)gemeente dus nog een of meer predikanten voor gewone werkzaamheden heeft, dan is een consulent niet nodig. Aan de andere kant, als er een kerkelijk werker is, ook als die preekconsent heeft en sacramentsbevoegdheid, moet een consulent worden uitgenodigd. De taak van de consulent is beperkt, in beginsel ook qua tijd. Hij adviseert de kerkenraad en begeleidt het (eventuele) beroepingswerk (PKO ord. 4-10-3).

Wie heel formeel kijkt, zou kunnen zeggen dat de consulent er is om te zorgen dat ‘alle ambten aanwezig zijn’ in de kerkenraad (vgl. PKO ord. 4-6-3). Daarbij moet dan wel opgemerkt dat de consulent niet meer mag in de PKN dan adviseren en begeleiden. Hij heeft geen stem, al moet hij wel voor alle kerkenraadsvergaderingen en voor vergaderingen van het moderamen worden uitgenodigd en kan hij tot voorzitter worden gekozen (PKO ord. 4-10-4). Er is echter nog een ander aspect, dat overigens in oude regelgeving en gewoontes nauw met het voorgaande te maken heeft (vgl. art. 37 DKO). De gedachte bij de consulent is namelijk tevens dat hij de kerk in haar geheel vertegenwoordigt. Het was dan ook niet zo vreemd dat het tot 1 mei jl. niet de kerkenraad zélf was die de consulent aanwees maar de werkgemeenschap van predikanten (of in sommige gevallen het zogenaamde ringverband). Via de consulent zag de kerk in haar geheel toe dat het werk in de gemeente ordelijk bleef verlopen. In zekere zin heeft iedere gemeentepredikant die taak. Het predikantsambt is het enige van de drie ambten waarmee de kerk in haar geheel zich actief bemoeit: opleiding, toelating, beroeping, permanente educatie, enzovoort. Bij de klassieke opdracht van de consulent moet ook bedacht worden dat die stamt in een tijd waarin de communicatie veel moeizamer verliep dan tegenwoordig en afgezien van brieven via personen verliep. Het opleidingsniveau van een kerkenraad, ook al waren het vaak de meer ‘gegoeden’ die er zitting in hadden, was vaak laag. De mogelijkheden om op andere wijzen aan informatie te komen waren beperkt. Hoe anders is dat nu. Het is daarom begrijpelijk dat de taak van een consulent beperkt is. Hij mág ook andere werkzaamheden verrichten, zoals pastoraat en catechese, maar verplicht is het geenszins. Steeds geregelder komt het voor dat daarvoor andere krachten worden ingeroepen. De toegenomen mobiliteit maakt dat eenvoudig mogelijk.

Niettemin wordt in het voorgaande wel een zeker spanningsveld duidelijk in de situaties dat er in een (wijk)gemeente nog een predikant voor gewone werkzaamheden over is. Een consulent hoeft dan niet te worden ingeschakeld. De (wijk)kerkenraad heeft immers nog een predikant, zelfs mét volledig stemrecht waar een consulent slechts adviseert. De predikant is dan aanwezig als predikant-ter-plaatse. Hij heeft als zodanig ook bepaalde belangen, die kunnen doorklinken in zijn advisering van het beroepingswerk. Dat is ook niet verboden. Maar tegelijk vertegenwoordigt hij de kerk in haar geheel.  Dat vereist een andere, meer terughoudende insteek. Het zal duidelijk zijn dat het een zekere evenwichtskunst vereist om beide rollen goed te kunnen vervullen.