kerk en recht

De classispredikant: van ideaal naar werkelijkheid

Het is al weer even geleden dat de Protestantse Kerk in Nederland in het kader van het project Kerk 2025 de classispredikant introduceerde. Inmiddels zijn we vele stappen verder en zal het niet lang meer duren voor de namen van de eerste elf classispredikanten bekend gemaakt zullen worden. Ik vind dat een goed moment om eens even te kijken, hoe het ideaal is uitgewerkt, ofwel om het in de nota ‘Kerk 2025. Waar een Woord is, is een weg‘ (p. 21vv) geschetste beeld te leggen naast de kerkordelijke bepalingen (m.n. ord. 4-16a) waarin het ideaal is uitgewerkt.

Het ideaal

De classispredikant zou volgens Kerk 2025 de voorzitter van de nieuwe te vormen classes moeten worden. Hij zou voor zijn taak vrijgesteld moeten worden en, gekozen door de classis, een getermineerde aanstelling moeten krijgen. Met het oog op de belangrijkste taken – het ‘gezicht’ zijn van de classis, de belichaming van de saamhorigheid van de gemeenten en de herderlijke verantwoordelijkheid voor gemeenten en predikanten – zou hij een aantal bevoegdheden moeten krijgen. Deze bevoegdheden zouden gedragen moeten worden door ‘persoonlijk gezag’. Ik vat dat ook op in de zin van: als het even kan moet van de specifieke bevoegdheden geen gebruik gemaakt hoeven worden omdat de classispredikant door zijn persoonlijk gezag bewerkstelligt wat hij beoogt. In de basisnota worden de volgende bevoegdheden genoemd (onderstreping van mij, KWdJ):

  • žin bepaalde door het (breed) moderamen van de classis in behandeling genomen conflicten besluiten ‘in overleg met‘ (breed) moderamen classis;
  • inroepen buitengewone visitatie ‘na overleg’ met visitator-lid (breed) moderamen classis;
  • inschakelen landelijke commissie bijzondere zorg;
  • inschakelen professionele hulp bij bestuurlijke problemen in gemeenten.

De werkelijkheid

Hoewel het voorzitterschap van de classis van de classispredikant aanvankelijk in de regelgeving verwerkt was, is het er na de consideratieronde langs de classes weer uitgehaald, onder meer vanwege de werklast van de classispredikant, maar ook vanwege de te grote machtsconcentratie in één persoon. De classispredikant wordt voor een periode van vijf jaar benoemd, met de mogelijkheid van één herbenoeming. Hij kan dus maximaal tien jaar achtereen zijn functie in dezelfde classis vervullen.

De classispredikant heeft in beginsel alle bevoegdheden die ook het breed moderamen van de classicale vergadering heeft, althans ‘in spoedeisende gevallen’. Dat is dan een ‘voorlopig besluit’ dat hij ‘zonder uitstel’ aan het breed moderamen bekend moet maken. Het breed moderamen moet het binnen twee maanden bekrachtigen of een ander besluit nemen. Wat dit betreft krijgt de classispredikant dus een duidelijk ruimere bevoegdheid dan naar de letter in de basisnota Kerk 2025 beschreven. Daarin kon de classispredikant slechts besluiten in zaken die al in behandeling genomen waren en alleen dan als ook het (breed) moderamen van de classis ermee in zou stemmen. Vermoedelijk was dat allemaal wat onhandig geformuleerd. Daar staat tegenover dat het besluit van het (breed) moderamen het eigenlijke besluit is, maar dat zal in de praktijk doorgaans een formaliteit zijn. De formulering die nu in de kerkorde is neergelegd doet recht aan de gedachte achter de basisnota Kerk 2025: de classispredikant moet als het echt nodig is zelf op korte termijn doorzettingsmacht hebben.

De tweede bevoegdheid is het inroepen van buitengewone visitatie. Dat zou de classispredikant op eigen houtje kunnen doen, maar nadat hij overlegd heeft met het visitator-lid van het (breed) moderamen van de classis. De nieuwe regelgeving geeft de classispredikant de bevoegdheid het classicale college voor de visitatie verzoeken om een visitatie. Hier komt het op de formulering aan. De classispredikant hoeft weliswaar niet te overleggen met anderen over het visiteren, maar hij kan niet meer doen dan verzoeken om visitatie. Het visitatiecollege beslist zélf na overleg met de classispredikant of het ook daadwerkelijk tot visitatie zal overgaan. De wat globale bewoordingen uit de basisnota Kerk 2025 suggereren dat de eigen overweging van het college achterwege zou blijven. In het licht van de bestaande en toekomstige bewoordingen is de bevoegdheid om om visitatie te mogen verzoeken relatief. Het college kan er namelijk toe overgaan ‘wanneer feiten of omstandigheden daartoe aanleiding geven’. Hoe het college daarvan in kennis komt, blijft onvermeld. Dat zou dus ook via classispredikant kunnen. Het feit echter dat diens bevoegdheid apart geformuleerd is, maakt zijn positie wel steviger.

Het derde en het vierde punt uit de basisnota Kerk 2025, het inschakelen van de commissie van bijzondere zorg en andere professionele hulp, zijn niet verwerkt in de kerkordelijke bepalingen. Dat is overbodig. In feite geeft de huidige Generale Regeling Fusie en Splitsing in art. 4-2 in combinatie met de hiervoor genoemde bevoegdheid ‘in spoedeisende gevallen’ de classispredikant al de bevoegdheid zich bij de commissie te melden. Het is bij deze commissie vervolgens zelfs zo dat zij bij een dergelijk verzoek in beginsel geen eigen afweging maakt, maar een onderzoek móet instellen. Het inroepen van verdere professionele hulp vereist geen bijzondere bevoegdheid van de classispredikant. Dergelijke hulp zal namelijk ter plaatse altijd actief aanvaard moeten worden, wil het effectief zijn.

In de eerste lezing van de kerkordewijziging stond nog in een apart lid vermeld dat er een instructie zou moeten worden opgesteld voor de classispredikant. Gelukkig is deze bepaling die allerlei misverstanden zou kunnen wekken – ik schreef daar al eerder een paar regels over – in de definitieve tekst niet meer opgenomen. De classispredikant zal het moeten doen met de bevoegdheden die in de kerkorde, meer in het bijzonder in de ordinanties, zijn opgenomen.

Conclusie

De idealen uit de basisnota Kerk 2025 zijn wat betreft de classispredikant over het geheel genomen netjes in kerkordelijke bepalingen omgezet, al zijn er enkele niet onbelangrijke verschillen. Enerzijds is het niet meer de bedoeling dat de classispredikant ook voorzitter wordt van de classicale vergadering. Anderzijds heeft hij in het zelfstandig nemen van maatregelen meer armslag dan naar de letter van de tekst indertijd de bedoeling was. Niettemin, ook de kerkordelijke bepalingen zijn eigenlijk niet meer dan een papieren werkelijkheid. Veel zal afhangen hoe de classispredikanten in de praktijk van hun bevoegdheden gebruik gaan maken.