kerk en recht

Kruiningen

Het is al weer even geleden – 2 mei 2017 – dat de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak deed in de zaak van ex-diaken Henk Jansen (c.s.) tegen de Gereformeerde Gemeente Kruiningen. Een paar dagen geleden dook het bericht op dat er een nieuw kort geding zou zijn aangespannen, maar dat is uitgesteld. Eerst mag de classis, de regiovergadering, zich over de zaak buigen.

Wat was er ook al weer aan de hand? Kort na een stevige woordenwisseling met de predikant meldt diaken Henk Jansen in een brief dat hij zijn ambt neerlegt, overigens zonder expliciet op dit conflict in te gaan (13 december 2016). Na een gesprek met de kerkenraad legt die een ordemaatregel op: Jansen zal worden afgehouden van het Heilig Avondmaal. Jansen zou hebben beleden dat hij gezondigd had tegen het 7e gebod (waar het gaat over het breken van de echt). Later zal Jansen melden dat de kerkenraad zijn woorden verkeerd heeft opgevat, het zou niet zijn gegaan om een dadelijke maar om een geestelijke overtreding van het gebod. De nicht waar het in deze zaak om zou gaan, verklaart in een brief aan de kerkenraad dat tussen haar en haar oom niets in deze zin is voorgevallen (15 maart 2017). Dit weerhoudt de kerkenraad er niet van over te gaan tot de eerste trap van de tucht, de zgn. stille censuur (28 maart 2017). Jansen gaat hiertegen in beroep bij de classis (5 april 2017). Vrijwel gelijktijdig stapt hij ook naar de burgerlijke rechter waar hij in de hoofdzaak gelijk krijgt: de tuchtmaatregel is onrechtmatig. Verder heeft hij er recht op een aantal stukken uit de procedure alsnog te ontvangen, zoals de notulen van bepaalde kerkenraadsvergaderingen

Ik sta hieronder stil bij enkele aspecten van de uitspraak. Ik betrek die ook op de PKN.

  1. Het is vaste jurisprudentie dat in een zaak als deze iemand eerst de kerkelijke rechtsgang geheel doorlopen moet hebben, alvorens hij ontvankelijk is bij de burgerlijke rechter. Met de kerkelijke rechtsgang is in dit geval nog maar een begin gemaakt. Na de classis kunnen nog de particuliere/provinciale en de generale synode volgen. Toch gaat de rechter er in dit geval aan voorbij, omdat het naar verwachting nog langere tijd zal duren voor helderheid verschaft wordt. De classis vergadert weliswaar op 17 mei 2017, maar zal op z’n vroegst pas in september tot een oordeel komen. Dat is geen ’tijdige voorziening’ – een grond om af te wijken van de genoemde basisregel – in een situatie die voor Jansen ‘zeer ingrijpend’ is. Daar komt bij dat niet alleen Jansen, maar ook zijn broer en nicht (en het bedrijf van de broer), zich tot de rechter gewend hebben. Voor hen staat geen kerkelijke rechtsgang open.
  2. Het voorgaande maakt duidelijk dat vrijwel elke tuchtprocedure in kort geding aan de burgerlijke rechter kan worden voorgelegd. Alleen al de vereiste zorgvuldigheid kost in alle fasen van de beroepsprocedure(s) per definitie tijd – de Gereformeerde Gemeenten kennen overigens de expliciete mogelijkheid bij appel de vergadering van een meerdere vergadering te vervroegen, maar dan nog vergt de zorgvuldigheid tijd -, terwijl het tijdsverloop nu net de reden is dat de rechter de eerst betrokkene ontvankelijk verklaart. Het is bijna niet mogelijk dit probleem in de kerkelijke regelgeving te ondervangen. De PKN kent waar het gaat om bezwaarprocedures wel een voorlopige voorziening. Inzake tuchtzaken bestaat die vanwege de aard der zaken niet. Wel is het mogelijk gedurende het onderzoek net als in de Gereformeerde Gemeenten een ordemaatregel op te leggen, al is die in de PKN enerzijds minder dwingend en anderzijds veel ruimer geformuleerd: het is een ‘ernstig adviseren zich voorlopig ten aanzien van de deelname aan het leven van de betrokken gemeente terughoudend op te stellen’ (ord. 10-9-3).
  3. De kerk heeft weinig te vrezen als haar procedure is omgeven met voldoende waarborgen en zij haar eigen regels volgt. Het eerste is in beginsel het geval. Het kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten heeft daar werk van gemaakt in achtereenvolgende uitgaven: ‘In orde’ (1998-99) en de herziening ‘In goede orde‘ (2007). Het laatste, de regels volgen, deed de kerkenraad van de Gereformeerde Gemeente in Kruiningen nu net niet. Na de belijdenis van Jansen deed hij bijvoorbeeld geen nader onderzoek naar de begane zonde, terwijl dat onderzoek wel is voorgeschreven. De kerkenraad liet verder ook na Jansen broederlijk te vermanen, zoals de regels bepalen.
  4. Ik sta nog even stil bij de ‘voldoende waarborgen’ uit het vorige punt. Zijn die er niet, dan is dat een tweede reden om van de basisregel af te wijken dat de kerk in eerste instantie zelf haar tuchtzaken mag afdoen. Er zit echter ook een andere kant aan, zoals in het vorige punt duidelijk werd: ze moeten worden gevolgd. In dit geval speelt bijvoorbeeld dat de kerkenraad een commissie in had gesteld om de zaak te onderzoeken. In die commissie zat ook een predikant van buiten. Dat is op zich niet vreemd, het kan helpen, zo’n frisse en/of deskundige blik van buiten. De regels die de Gereformeerde Gemeenten volgen, spreken echter in de gegeven omstandigheden van een commissie die bestaat uit leden uit het midden van de kerkenraad. De burgerlijke rechter concludeert vervolgens dat Jansen terecht heeft geweigerd voor deze commissie te verschijnen, omdat zij niet op de kerkordelijk voorgeschreven wijze is samengesteld. Hem kan dus ook niet verweten worden, zoals de kerkenraad heeft gedaan, dat hij zich niet onderworpen heeft aan het bevoegd gezag, met andere woorden dat hij heeft gezondigd tegen het 5e gebod.
  5. Het is voor een doorsnee kerkenraadslid niet eenvoudig alle regels te kennen. Het luistert nauw, ook al toetst de burgerlijke rechter marginaal, zoals dat dan heet. Hij spreekt zich niet uit over de inhoud van de zaak en al helemaal niet over aspecten van geloof en belijdenis. Toch moeten we de noodzaak van kennis van de regels ook weer niet overdrijven. Het genoemde ‘In goede orde’ leest als een spoorboekje: alle zaken staan keurig op een rijtje. Dat vind ik met de kerkorde van de PKN eerlijk gezegd wat lastiger, al kent ook die ondersteunende regels om alles in goede orde te laten verlopen. In een vergelijkbaar geval als dat van Kruiningen zijn in de PKN bij toepassing van tucht net als daar predikant en ouderlingen aan zet. Zij kunnen zich echter laten bijstaan door deskundigen (ord. 10-9-2) en zullen voor élk tuchtmiddel het advies moeten vragen van het regionale college voor het opzicht (ord. 10-7-1). Als de onafhankelijkheid in gevaar komt, zijn zij gehouden de zaak over te dragen aan het regionale college (ord. 10-7-5).