kerk en recht

Gastblog: ‘Bang voor de bisschop?’

De studenten kerkrecht in Amsterdam kregen de opdracht een werkstukje te schrijven naar aanleiding van de ecclesiologische en kerkrechtelijke aspecten van Kerk 2025. Een aantal van hen heeft op mijn verzoek van hun werkstuk een samenvatting gemaakt voor deze blog. Zij zijn persoonlijk verantwoordelijk voor en aanspreekbaar op hun bijdrage. Eventuele vragen of opmerkingen zal ik aan hen doorsturen. De eerste bijdrage is van de hand van J.J. (Jeroen) Hagendijk.

 

Bang voor de bisschop?

 

In het consideratieproces van Kerk 2025 klonk er best wat bezwaar tegen de bisschopsfiguur die daarin werd geïntroduceerd. Voor zover ik hoorde, had het bezwaar te maken met het verruimen van de bevoegdheden van deze bisschopsfiguur. De kritiek luidde dat de beslisbevoegdheid niet hoort te liggen bij één persoon, maar bij de ambtelijke vergadering. Hier doorheen klinkt het presbyteriale–synodale kerkstelsel. Om twee redenen is het onjuist om deze bezwaren nog steeds te berde te brengen. Ten eerste, zijn de voorstellen voor het verruimen van de bevoegdheden van de classispredikant – in Kerk 2025 aanvankelijk aangeduid als de voorzitter van de regionale classis – inmiddels zover dichtgetimmerd dat van een verruiming nauwelijks meer sprake is. Ten tweede, hoeft men niet bang te zijn voor het episcopaat zolang het ook maar niet enigszins in de buurt komt van wat echt episcopaat heten mag. We beginnen bij de tweede reden en gaan daarom gluren bij de buren. En wel bij de Rooms-Katholieke en Oud-Katholieke Kerk van Nederland.

De Rooms-Katholieke Kerk

In de Codex iuris canonici van de R.K.K. krijgt de bisschop volledige bevoegdheid om zijn herderlijke taak binnen zijn bisdom uit te voeren.

‘Par. 1 De Bisschoppen, die krachtens goddelijke instelling in de plaats treden van de Apostelen door de Heilige Geest die hun geschonken is, worden in de Kerk tot Herders gesteld om ook zelf leraren van de leer, priesters van de gewijde eredienst en bedienaren van de leiding te zijn.

Par. 2 De Bisschoppen ontvangen door de bisschopswijding zelf met de heiligingstaak ook de taken om te onderrichten en te besturen, welke zij echter uit de aard der zaak in hiërarchische gemeenschap met het hoofd en de leden van het College kunnen uitoefenen.’[1]

Belangrijk is dat de bestuurstaken in hiërarchische gemeenschap met het Bisschoppencollege ­—zoals bedoeld in canon 336— moeten worden uitgevoerd. De bisschop moet zich dus voegen in de hiërarchische structuren rondom hem. In het licht van canon 375 moeten we vervolgens ook de volgende canones begrijpen:

‘Par. 1 Aan de diocesane Bisschop komt in het hem toevertrouwde bisdom alle gewone, eigen en onmiddellijke macht toe, die voor de uitoefening van zijn herderlijke taak vereist is, uitgezonderd zaken die door het recht of door een decreet van de Paus aan het hoogste of een ander kerkelijk gezag voorbehouden zijn.’[2]

‘Par. 1 Het komt de diocesane Bisschop toe de hem toevertrouwde particuliere Kerk [meestal een bisdom, JH] met wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht te besturen, volgens het recht.

Par. 2 De wetgevende macht oefent de Bisschop zelf uit; de uitvoerende macht oefent hij uit hetzij zelf hetzij door Vicarissen-generaal of bisschoppelijke Vicarissen volgens het recht; de rechterlijke macht hetzij zelf hetzij door de Gerechtsvicaris en de rechters volgens het recht.’[3]

Met de eerste van de geciteerde canones wordt het oudere systeem van het pauselijk concessierecht verlaten. Dat hield in dat een diocesane bisschop tot niets bevoegd was, tenzij met uitdrukkelijk verlof van de paus. “Nu geldt het omgekeerde reservatie-recht: hij is tot alles bevoegd, wat niet uitdrukkelijk aan een ander gezag in de kerk is voorbehouden.”[4] Dat ‘alles’ moet wel vereist zijn voor de uitoefening van zijn herderlijke taak. In de tweede canon, die hierboven geciteerd wordt, lezen we dat de volledige trias politica bij bisschop wordt neergelegd. Als we Huysmans moeten geloven, is dit ten koste gegaan van de macht van de bisschoppenconferentie binnen bisdommen.[5]

Hoewel dit overzicht van bepalingen ten aanzien van de bevoegdheden van de bisschop bij lange na niet volledig is, zijn de belangrijkste canones wel genoemd. Het komt erop neer dat de bisschop volledige bevoegdheid heeft om zijn herdelijke taak uit te voeren. Het onderscheid dat de Montesquieu ooit maakte gaat daarbij niet op. Wel geldt dat de bestuurstaken in hiërarchische gemeenschap met het hoofd en de leden van het bisschoppencollege dienen te worden uitgevoerd. Maar daarmee worden de bevoegdheden van de bisschop zeker niet ingeperkt: ze krijgen slechts een bepaalde richting binnen het geheel van het episcopale stelsel. De bisschop kan niet zomaar zijn eigen gang gaan, maar bestuurt zelfstandig met het oog op de eenheid van de kerk en vanwege het uitoefenen van zijn herderlijke taak.

De Oud-Katholieke Kerk

Dan de Oud-Katholieke Kerk. Deze episcopale kerk kent twee bisdommen. Het bisdom van Utrecht, waar de aartsbisschop zetelt, en het bisdom van Haarlem. In de O.K.K. heeft de bisschop volgens Koffeman minder macht dan in de R.K.K. De autonomie van de kerken vormt een vertrekpunt.[6] Het zal inderdaad blijken dat in de artikelen van het Statuut voor de Oud-Katholieke Kerk van Nederland de macht van de bisschop in zekere zin meer begrenst is.

De bisschop is het hoofd van zijn bisdom en waakt voor het getrouw bewaren van de door de apostelen overgeleverde christelijke leer.[7] Bisschoppen hebben de volledige bevoegdheid om, in overleg met hun geestelijkheid en de leken, het hun vertrouwde deel van de kerk te besturen.[8] Deze ‘volledige bevoegdheid’ zien we door het hele Statuut heen terugkomen, maar de bisschop deelt zijn bevoegdheden met het collegiaal bestuur ten aanzien van algemene kerkelijke zaken.[9] Dus dan gaat het over het bestuur van de kerk in algemene zin, niet inhoudelijk theologisch of liturgisch, bijvoorbeeld. In deze gedeelde bevoegdheid met het collegiaal bestuur heeft bisschop dan wel weer vetorecht, zowel binnen het bestuur —waarvan één der bisschoppen voorzitter is— als ook binnen de synode.[10]

De bisschop van de O.K.K. heeft dus, ofwel volledige beslisbevoegdheid, ofwel gedeelde bevoegdheid met vetorecht. Hij lijkt daarom niet minder macht te hebben dan zijn Rooms-Katholieke collega, alhoewel een dergelijke vergelijking niet helemaal op kan gaan. Toch kunnen we stellen dat zijn bevoegdheid nadrukkelijk bedoeld om in overleg mee te besturen. Daarin zien we een sterk synodaal signaal.[11] De bisschop van de O.K.K. wordt dan ook verkozen door de synode en is in zijn functioneren steeds verplicht om in overleg te treden.

Kerk 2025 en verder

In het consideratieproces van Kerk 2025 is inmiddels een flinke stapel documenten gepubliceerd over hoe de vernieuwde kerk eruit moet gaan zien. Daarbij heeft men een rol toebedacht aan een bisschopsfiguur: de regio-voorzitter, ofwel regio-predikant, ofwel predikant-bisschop. De voorzitter van de regionale classis is deze bisschopfiguur. Het gaat om een pastor pastorum. Iemand met een herderlijke opdracht. Zijn werk als voorzitter is ingebed in de ambtelijke vergadering van de regionale classis.[12]

Onder het kopje ‘toezien’ begint het ten aanzien van de beslisbevoegdheden interessant te worden. Een bisschop is immers in de letterlijke zin van het woord ‘een opzichter’. Wanneer zich conflicten voordoen, zijn er binnen de huidige inrichting van de kerk veel verschillende organen betrokken. Dat moet makkelijk kunnen door de classispredikant persoonlijk gezag toe te kennen in conflicten. Het meest vergaande voorstel uit Kerk 2025: Waar een Woord is, is een weg is toch wel deze: “De voorzitter van een regionale synode is bevoegd besluiten te nemen in conflicten die door het moderamen van de regionale classis in behandeling zijn genomen, dit in overleg met het moderamen van deze regionale classis.”[13]

In het document Kerk 2025: Een stap verder, dat drie maanden later verscheen, wordt opeens een voorzichtiger koers gevaren. De taken van de bisschop worden uiteengezet en daarbij wordt gezegd:

‘Bij deze taak hoort ook het signaleren wat in de weg kan staan om aan de roeping van de geloofsgemeenschap om toe te komen kerk van Christus te zijn. Bij dat laatste hoort interveniëren, mediation aanbevelen, tijdelijke maatregelen nemen en procedures op gang kan brengen Daarbij moet duidelijk zijn dat beslissingen die opgelegd worden aan gemeenten, kerkenraden of ambtsdragers, altijd door het moderamen van de classicale vergadering worden genomen. Zo wordt voorkomen dat aan één persoon ‘doorzettings- macht’ gegeven wordt.’[14]

Hier wordt ondubbelzinnig gesteld dat beslissingen die door de classispredikant aan gemeenten, kerkenraden of ambtsdragers worden opgelegd beslissingen zijn van het moderamen of de classis (wat in de nieuwe kerkordelijke voorstellen dan weer regionale synode heet). Hier is de classispredikant dus niet meer expliciet bevoegd om besluiten te nemen in overleg, maar de besluiten worden genomen door de ambtelijke vergadering waarin de hij of zij is geplaatst.

In de kerkordelijke voorstellen wordt deze nieuwe positionering concreet uitgewerkt. Het gaat bij de bevoegdheden van de classispredikant om een zaak die tot dusver niet in de ordinanties stond en daarom wordt een nieuw artikel ingevoegd.[15] In het voorstel voor dit artikel wordt bepaald dat de classispredikant voorlopige maatregelen moet kunnen nemen om conflictsituaties te kunnen bevriezen en snel proces van oplossing in te kunnen zetten. Definitieve besluiten blijven alleen voorbehouden aan de regionale synode of het moderamen daarvan.

Ordinantie 4-16a-5 zou dan luiden: “Daar waar het moderamen van de regionale synode bevoegd is maatregelen te nemen, is in bijzondere omstandigheden de classispredikant bevoegd tot het nemen van een voorlopige maatregel. De voorlopige maatregel blijft ten hoogste twee maanden van kracht. Binnen deze periode neemt het moderamen van de regionale synode een definitief besluit.”[16]

De beslisbevoegdheid die straks bij de ene persoon van de classispredikant ligt, (a) geldt dus alleen in bijzondere omstandigheden, (b) geldt alleen daar waar het moderamen bevoegd is maatregelen te nemen, (c) blijft ten hoogste twee maanden van kracht. Deze drie punten kunnen we tezamen als de consequentie van de nieuwe regelgeving aanmerken.

De uitkomst van de vergelijking, laat zich nu haast wel raden. De classispredikant leek in de document van januari 2016 nog flink wat beslisbevoegdheid te krijgen. Enkele maanden later in het consideratieproces is men daar toch van teruggekomen. In de uiteindelijke kerkordelijke voorstellen van oktober heeft men de beslisbevoegdheid van de classispredikant vervolgens concreet ingekaderd. De voorstellen omtrent de bevoegdheden van de classispredikant zou ik daarom niet episcopaal durven noemen. De voorstellen blijven sterk presbyteriaal-synodaal. Zeker in vergelijking met de bisschoppen van de Rooms-Katholieke Kerk en de Oud-Katholieke Kerk vallen de bevoegdheden van de classispredikant werkelijk in het niet. Het nemen van een tijdelijke maatregel in bijzondere omstandigheden (en die maximaal twee maanden geldt) is niet te vergelijken met de bevoegdheden van de bisschoppen. Er is geen sprake van een volledige beslisbevoegdheid of vetorecht. De classispredikant komt ook geen enkele gewone, eigen of onmiddellijke macht toe. Ook vinden we in zijn of haar persoon niet de volledige trias politica terug.

Maar toch kunnen we evident invloeden van het episcopale kerksysteem ontwaren. Koffeman schrijft dat in het presbyteriale-synodale kerkstelsel de classis eigenlijk het opzichterswerk van de bisschop verricht.[17] Dat blijft nog steeds zo, maar we zien in de kerkordelijke voorstellen bij Kerk 2025 dat opnieuw een bisschopsfiguur in leven wordt geroepen. Deze bisschopsfiguur mag straks als het ware het veldwerk voor de opzichterstaak van de regionale synode gaan uitvoeren. Daarbij hoort het nemen van voorlopige besluiten, maar het opzicht blijft in handen van de regionale synode en het moderamen. Het accent bij de classispredikant ligt meer op de herderlijke taken: de kerk bewaren bij haar missionaire roeping, zorgdragen voor gemeenteopbouw, pastor pastorum zijn — kortom, iemand die zijn schapen herinnert aan het wezen van de kerk.

Conclusie

Wie vanwege de voorgestelde beslisbevoegdheden van de classispredikant nog steeds bezwaar aantekent in het consideratieproces, heeft niet goed begrepen dat deze bevoegdheden inmiddels marginaal zijn en ook maar een onbelangrijke rol spelen in de profilering van de classispredikant. Wie, dit lezende, nog steeds bang is voor de bisschopsfiguur raad ik aan eens een kijkje te nemen bij onze episcopale buren. Dan valt het allemaal wel mee, vermoedelijk.

20170728

[1] Canon 375.

[2] Canon 381.

[3] Canon 391.

[4] R.G.W. Huysmans, ‘Hoofdlijnen uit het katholiek kerkrecht’, in W. van ’t Spijker (e.a.), Inleiding tot de studie van het kerkrecht, Kampen 1992, p. 193.

[5] R.G.W. Huysmans, ‘Hoofdlijnen uit het katholiek kerkrecht’, in W. van ’t Spijker (e.a.), Inleiding tot de studie van het kerkrecht, Kampen 1992, p. 193. Conform canon 455: “De bisschoppenconferentie kan slechts algemene decreten uitvaardigen in zaken waarin het universeel recht dit voorgeschreven heeft, of een bijzondere opdracht van de Apostolische Stoel dit hetzij uit eigen beweging hetzij op verzoek van de conferentie zelf bepaald heeft.”

[6] Leo J. Koffeman, In Order to Serve, An Ecumenical Introduction to Church Polity, Zürich 2014, pp. 50-51.

[7] Statuut voor de Oud-Katholieke Kerk van Nederland, art. 71.

[8] Art. 72.

[9] Artikel 160.

[10] Artikel 160, artikel 168, artikel 181, lid 4 en 5, artikel 190, lid 3.

[11] Conform Koffemans citaat uit: ‘The Local and the Universal Dimensions of the Church (2003)’, Exchange 37 (2008), nr. 4, § 9. in: Leo J. Koffeman, In Order to Serve, An Ecumenical Introduction to Church Polity, Zürich 2014, p. 51.

[12] Kerk 2025: Waar een Woord is, is een weg, p. 21.

[13] Kerk 2025: Waar een Woord is, is een weg, p. 22.

[14] Kerk 2025: Een stap verder, april 2016, p. 15.

[15] Kerk 2025: In kerkordelijke voorstellen, deel 1 : regio’s en kerkelijke presentie

Rapport van het generale college voor de kerkorde aan de generale synode, oktober 2016, p. 17.

[16] Kerk 2025: In kerkordelijke voorstellen, deel 1, p. 18.

[17] Leo J. Koffeman, In Order to Serve, An Ecumenical Introduction to Church Polity, Zürich 2014, p. 57.