kerk en recht

‘Geloven in Mediation’

Eerder dit jaar verscheen bij uitgeverij Narratio het boekje Geloven in Mediation Verzamelbundel ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van het Platform Church Mediation. De kerkorde kent een, weliswaar marginale, verwijzing naar mediation in de Generale Regeling Kerkelijke Rechtspraak, in art. 1a. Persoonlijk ben ik enigszins sceptisch over mediation als alternatief voor de kerkelijke rechtspraak. Kortweg komt mijn aarzeling hierop neer dat voor een geslaagde mediation alle betrokkenen actief moeten kunnen participeren. Dat is in een kerkelijke setting, zeker in een kerkelijke gemeente, vrijwel onmogelijk. Daarmee samenhangt dat een uit mediation voortgekomen oplossing in principe vatbaar blijft voor bezwaar in het kader van de kerkelijke rechtspraak. Tegenover de zekerheid van een door direct betrokken partijen aanvaarde uitkomst staat de onzekerheid in een breder kader. Een voorbeeld. Als een kerkenraad besluit geld uit te geven aan activiteit A ten koste van activiteit B, dan kan de kerkenraad in overleg – lees mediation – met de bij activiteit B betrokkenen dat besluit wel geheel of gedeeltelijk terugdraaien, het leidt geheid tot problemen met de groep rond activiteit B. Dit laat zich wellicht nog vrij eenvoudig oplossen door breder in overleg te gaan, maar de netwerkstructuren van de kerkelijke organisatie zijn dermate gecompliceerd dat het nog maar de vraag is of het praktisch wel doenlijk is alle betrokkenen erbij te betrekken. Collega Sjaak Verwijs schreef in een artikeltje over het boekje in Predikant & Samenleving (augustus 2016, p. 23), het lijfblad van de Bond van Nederlandse Predikanten: ‘Het PCM heeft overigens de ervaring opgedaan dat gezien de complexiteit van kerkelijke gemeenten procesbegeleiding met inzet van mediationtechnieken effectiever kan zijn dan mediation in strikte zin.’ Daarmee was mijn nieuwsgierigheid naar Geloven in Mediation alsnog gewekt.

Geloven in Mediation biedt een kleine twintig bijdragen van zeer verschillende inhoud, in de inleiding getypeerd als ‘volière’ (p. 7). De kracht ligt inderdaad in variëteit en veelzijdigheid waar een overzicht op p. 9 enige lijn in probeert aan te brengen. Veel bijdragen proberen de eigenheid en kracht voor het voetlicht te brengen. Dan gaat het over ruimte voor emoties, samenwerken, vergeving en dergelijke. Maar ook de verscheidenheid van mediation komt aan bod. Ooit wel eens van narratieve mediation gehoord bijvoorbeeld? Het wordt duidelijk dat het PCM een breder scala aan technieken wil kunnen inzetten dan mediation alleen. Sinds 2012 gaat het ook om ‘aanverwante vormen van conflictbegeleiding’ (p. 111). Daarmee komt het werk dat de onderscheidene leden van PCM doen voor mijn gevoel in de buurt van interim-predikanten, hoewel hun werkterrein breder is.

De keerzijde van de gekozen aanpak is een zekere oppervlakkigheid. Ik had vanuit mijn aarzelingen bij mediation in kerkelijke situaties en de geciteerde regel van Sjaak Verwijs gehoopt op een wat fundamentelere aanpak. Wanneer vooral wel, wanneer beter niet? Het blijft nu bij wat algemene opmerkingen over langdurige kerkelijke procedures die meer kapot maken dan nodig is. Opvallend vond ik in dit opzicht de bijdrage over mediation in de Rooms-Katholieke Kerk. Het blijkt daar toch net even anders te werken dan in de Protestantse Kerk. Het artikel blijft echter vooral beschrijvend, er is nauwelijks sprake van doorvragen naar de onderliggende oorzaken. Een ander punt. Er zijn enkele predikanten die werken als mediator, zowel in als naast hun werk. Dat roept bij mij de vraag op naar de verhouding tussen het ambt en dit werk, zeker als het apart betaald is. Ook op dit punt helaas geen verhelderende reflecties. Een laatste voorbeeld. Als het op p. 103v gaat over de ‘Bijbelse en praktische meerwaarde’ ben ik benieuwd wat dat Bijbelse dan precies betekent. Die vraag wordt niet beantwoord. Kennelijk gaat het daar in de ‘praktijk, motieven en idealen’ (zie achterflap) van de mediators van Geloven in Mediation niet om. Op zich vind ik dat jammer. Tegelijk is het misschien ook niet reëel meer te verwachten van een jubileumboekje van 120 pagina’s. Toch is meer diepgang nodig om aan de mediation aanpak een ‘grotere bekendheid’ (opnieuw: achterflap) te geven, althans een bekendheid die beklijft.

Geloven in Mediation maakt tot slot duidelijk dat mediation in het kader van PCM meer is dan het alternatief voor kerkelijke rechtspraak. Ook moet bijvoorbeeld gedacht worden aan mediation in het kader van het levenseinde en echtscheiding. Als alternatief voor of aanvulling op kerkelijke rechtspraak lijkt nogal eens goed uit te pakken in situaties waarin een centrale persoon van de organisatie in het geding is, in het bijzonder een predikant. Bij de losmaking van een predikant valt aan de formele procedure niet te ontkomen, toch blijkt mediation voor alle partijen in zo’n situatie heilzaam te kunnen werken: partijen kunnen (sneller en beter) verder. Ik vermoed dat daar ergens de eigen inbreng en bijzondere kracht van mediation in het kerkelijk leven kan liggen: waar in meer directe zin persoonlijke verhoudingen verstoord zijn.

P.S. Onlangs – begin december – maakte ik kennis met J.A.Th.M. de Waart, Groepsmediation. Dynamiek, procesontwerp en werkvormen (Sdu 2015). Het perspectief van de groep lijkt me doorslaggevend voor verreweg de meeste kerkelijke zaken die voor mediation in aanmerking komen. Een aanrader voor wie wil verkennen waar de mogelijkheden voor mediation in de kerk liggen.