kerk en recht

Ergens toegelaten – overal toegelaten?

Een man zit midden in een scheidingsprocedure en komt geregeld bij vrienden over de vloer die hem in deze voor hem heftige periode opvangen. Hij gaat, als hij er in het weekend is, ook met hen naar de kerk, ook als daar het Heilig Avondmaal gevierd wordt. In de gemeente van zijn vrienden ligt echtscheiding moeilijk. Mogen deelnemen aan het Avondmaal in deze gemeente is in een dergelijke situatie niet vanzelfsprekend. In de gemeente waar de betrokkene lid is, is dit geen probleem. Kan de kerkenraad van de gemeente van zijn vrienden hem tegenhouden?

Kerkordelijk kader

De kerkorde van de PKN zet sterk in op de nodiging: ‘De nodiging gaat uit naar hen die Jezus Christus belijden en instemmen met de lofprijzing’ (ord. 7-1-2, vgl. art. IX-2). Het is de taak van de kerkenraad om daaraan gestalte te geven ‘in de eredienst en in de herderlijke zorg’ (ord. 7-1-1). Wel mag de kerkenraad bepalen of alleen belijdende leden mogen deelnemen of dat dat ook aan doopleden is toegestaan (ord. 7-2-2). Ten aanzien van leden van een andere gemeente is bepaald dat zij in beginsel deel mogen nemen (ord. 7-2-3). Voor doopleden geldt dan wel dat dat zo is, voor zover de kerkenraad van de gemeente waar het Avondmaal gevierd wordt, dat ook voor doopleden heeft opgesteld. De ruimte van de kerkenraad om iemand te weigeren is zeer beperkt, eigenlijk uitgesloten. Dat laatste is in feite alleen mogelijk als een tuchtmaatregels is opgelegd (ord. 10-9-6c). Een dergelijke maatregel kan aan een ‘gewoon’ gemeentelid onder bepaalde voorwaarden alleen worden opgelegd door het consistorie (predikant + ouderlingen) van de eigen gemeente of door het daar bevoegde college voor het opzicht (vgl. ord. 10-7-1 resp. 10-9-6). Maar zelfs die tuchtmaatregel draagt geen absoluut karakter. Het is namelijk niet een afhouden van het Avondmaal, maar ‘de ernstige vermaning dat de kennelijke verharding tegen het Woord het op waardige wijze eten van het brood en dringen van de beker des Heren voor de betrokkene verhindert, waardoor de gemeenschap wordt geschaad.’ In het woord vermaning en de verdere bewoordingen beluister ik iets als: doe dit toch vooral niet, het is de gemeenschap en daarmee jezelf tot schade. Hoewel de kerkenraad de ‘verantwoordelijkheid’ draagt voor de viering van het Avondmaal (art. IX-4), zijn zijn mogelijkheden om een PKN-lid van elders actief te weren beperkt, zeker in een incidenteel geval. Een dergelijk kerkenraad zou in theorie de zaak kunnen voorleggen aan de kerkenraad van de thuisgemeente of aan het bevoegde college voor het toezicht, maar er zal veel tijd overheen gaan, voordat het tot een uitspraak komt. Bovendien is de kans zeer klein tot vrijwel nihil dat de uitspraak het door de kerkenraad gewenste effect heeft, alleen al doordat de kerkenraad van de thuisgemeente een andere kijk op de zaak heeft.

Meer

Toch is dit niet het hele verhaal. Het Heilig Avondmaal kent tal van aspecten. Een daarvan is dat er gemeenschap wordt geoefend. Maar wat nu als die gemeenschap tussen de deelnemenden om een of andere reden feitelijk niet bestaat, bijvoorbeeld omdat een bepaalde handeling of levenshouding wordt afgekeurd? Een geloofsargument als dat de eenheid in Christus een gegeven is en niet door menselijke beperkingen en beperktheden mag worden doorbroken, doet op dat moment niet zo heel veel meer. De vraag kan dan gesteld worden of iemand die een positie inneemt als de betrokkene in een dergelijk geval wel moet wíllen deelnemen, zeker als gast. Bewust schrijf ik zonet: zeker als gast. Maar dit is slechts één kant. Er is ook een andere. Als een dergelijk probleem zich in de thuisgemeente zou voordoen, is het mijns inziens de taak van de kerkenraad om er aan te werken dat er genodigd en deelgenomen wordt. De kerkorde biedt daarvoor een concrete aanwijzing: ‘De kerkenraad kan een samenkomst beleggen ter bezinning en verzoening, met het oog op de waardige viering van het avondmaal’ (ord. 7-4-2). Als de gemeenschap verstoord is, de waardigheid en heiligheid van het Avondmaal in gevaar is of komt, moet naar mogelijkheden gezocht worden om de gemeenschap te helen en herstellen. In dat kader kan ik me ook voorstellen dat een kerkenraad iemand minder of meer dringend verzoekt nog (!) niet deel te nemen. Meer dan een verzoek kan dat echter niet zijn (tenzij er sprake is van de bedoelde tuchtmaatregel). In de voorgelegde situatie is er reden te overwegen of ook de kerkenraad van de gemeente waar de betrokkene te gast is, zich niet actiever zou moeten opstellen om ruimte voor hem te scheppen aan de Avondmaalstafel. Hij komt er, weliswaar tijdelijk, geregeld naar de kerk. De gemeente is mede door de goede vrienden die er wonen, als het goed is een tweede kerkelijk (t)huis. Het is vanuit de sterke nadruk die de kerkorde legt op toeleiding en nodiging eigenlijk ondenkbaar dat iemand die verder gerechtigd is deel te nemen van de Avondmaalstafel geweerd wordt. Voor zover dat om wat voor reden dan ook toch nodig geacht wordt – bijvoorbeeld omdat voor een oprecht samen aanzitten gesprekken gevoerd moeten worden -, mag het mijns inziens niet langer duren dan strikt noodzakelijk.