kerk en recht

In de leer bij Franse protestanten (2)

Parijs Seine 20160603

Ik begin deze blog van de tweede conferentiedag met een foto. Ik heb wel eens eerder de ervaring gehad dat je dichtbij soms veel minder van het ‘nieuws’ meekrijgt dan veraf. In de krant die ik vanmorgen op mijn tablet had gedownload las ik over de wateroverlast in Frankrijk, in het bijzonder in Parijs. Daar hadden we de voorafgaande dag hoegenaamd niets van meegekregen. De metro die ons naar ons logement bracht reed (nog?) gewoon onder de Seine door. Na afloop van de conferentie, aan het einde van de middag, was ik nog in de gelegenheid naar de Seine te lopen, voordat mijn trein vertrok. Dit plaatje maakte ik van het Musée de Orsay, het water staat zo’n 6 meter hoger dan normaal.

Deze tweede dag het accent net even anders dan op de eerste dag. De eerste dat lag de nadruk op de ‘déclaration de foi’ die de Église Protestante Unie de France aan het ontwikkelen is. Deze tweede dag mogen we iets laten zien en horen van de wijze waarop we als gastkerken in onze eigen context gestalte geven aan het getuige zijn. We blijven echter in de praktijk steeds dicht bij de ‘déclaration’.

Herkenning

In de uitwisseling van kerkelijke praktijken is de onderlinge herkenning is groot. Vrijwel alle aanwezigen verkeren in contexten met een gestaag teruglopend kerkelijk ledental, met marginalisering van kerken, een groeiend individualisme, enzovoort. Vooral de gevestigde kerken treft dit lot en die zijn vooral op deze conferentie aanwezig. Wat deze tendens betreft lijken de contexten sterk op elkaar, al gaat het tegelijk om werelden van verschil. In Finland is het ledental van de Lutherse Kerk met zo’n 70% verhoudingsgewijs nog altijd fors te noemen, al weerspiegelt dat hoge percentage zich bepaald niet in actieve betrokkenheid. Aan de andere kant zijn er de Tsjechtische Broeders die qua ledental een marginaal bestaan lijden in een van de meest onkerkelijke landen van Europa. In Togo, het enige niet-westerse land dat vertegenwoordigd is, functioneert de klassieke presbyteriaanse kerkstructuur daarentegen nog steeds prima. Ondanks een grote mate van eenstemmigheid onder de aanwezigen, zijn er ook verschillen van inzicht. Niets nieuws onder de zon wat dat betreft. Hoever moet je gaan in het ingaan in de context? Kerkelijke taal vermijden of zelfs afschaffen? De ‘déclaration’ waar het in deze conferentie om begonnen is doet wel een poging om het voor de buitenstaander zo verstaanbaar mogelijk te houden, maar ontkomt in tal van opzichten toch niet aan meer of minder toegankelijk kerkelijk jargon. Anderen menen juist dat de kerk ook in haar wijze van uitdrukken ‘smoel’  moet hebben en houden.

Fresh expressions

In het subgroepje waarin ik zat blijken de uit Engeland stammende  Fresh Expressions grote invloed te hebben gehad, in het ene geval in concrete projecten – zoals bijvoorbeeld in Nederland met de pioniersplekken, maar ook in Frankrijk – in het andere geval in inspiratie om de bestaande situatie open te breken. Vrijwel overal bestaat bij teruggang in eerste instantie de neiging om te kiezen voor behoud van wat is, waardoor het niet altijd zo eenvoudig is om vernieuwingen te realiseren. Mooi vond ik het Franse voorbeeld waarin de gemeenten van een regio een vernieuwingsproject in die regio financierden. Dat gaf niet alleen betrokkenheid bij dit ene project, maar bracht ook de andere gemeenten op een nieuwe manier bij elkaar.

In de verschillende verhalen is ook opvallend dat oude afgrenzingen er slechts maar in beperkte mate toe doen. Diaconale activiteiten vermengen zich met missionaire, sociale actie hoort er in bepaalde gevallen wezenlijk bij, zelfs de politiek komt soms in zicht. Tegelijk is ook vrijwel iedereen het er over eens dat oude vormen tot op zekere hoogte hun waarde en daarmee ook hun functie behouden. Klassieke liturgische vormen bijvoorbeeld zullen blijven bestaan.

Op z’n kop

Aan het slot van de conferentie kreeg André Birmelé het woord, emeritus hoogleraar dogmatiek in Straatsburg. Hij zette de zaak nog eens even goed op z’n kop. De Franse kerk probeert met het geheel van de kerk een belijdenis te schrijven. Wie echter naar de geschiedenis kijkt, weet dat het zo niet werkt. Verreweg de meeste gezaghebbende belijdenissen zijn tenminste in hoofdzaak zo niet in hun geheel door een persoon geschreven. Denk bijvoorbeeld aan de Heidelbergse Catechismus (1563, met weliswaar twee hoofdauteurs, Olevianus en Ursinus) en de Barmer Thesen (1934, Karl Barth). Dat het zo werkte, heeft volgens mij ook te maken met leiderschap. Het gezamenlijk schrijven kan derhalve een teken zijn van het ontbreken van gezaghebbende leiders, nog even los van de vraag of dat erg is of niet. Hoe dat ook zij, tegen deze achtergrond is het Franse project een bijzondere poging. Een ander punt dat bij mij is blijven hangen, is dat Birmelé stelde dat met ingang van de Reformatie kerken zich lieten definiëren door een concrete belijdenis. Hijzelf was bijvoorbeeld predikant van de Église de la confession d’Augsbourg d’Alsace et de Lorraine. Dat was in de ongedeelde kerk precies andersom: de confessie als uiting van concreet belijden. Eerst met de Leuenberger Konkordie van 1973 werden de oude grenzen geslecht. In deze lijn verder denkend heeft het project van de Franse kerk volgens mij vooral toekomst als het gezien wordt als een positief getuigenis van het eigen geloof, niet om zich van andere kerken of kerkgroepen te onderscheiden.

Tot slot

Ik heb maar weinig van de stad gezien. Vlak voor en na de conferentie heb ik in enkele wijken een flinke wandeling gemaakt – zie ook de inleiding op deze blog. Een grote sociale en economische verscheidenheid. Het echte centrum straalt vooral luxe uit, veel sterker dan voor mijn gevoel andere West-Europese hoofdsteden. De Franse kerk heeft ons deze dagen hartelijk ontvangen en uitstekend verzorgd. Tegelijk droeg alles het karakter van een wat ik zou willen noemen een christelijke eenvoud. Een mooie gebaar vond ik daarbij dat de president van de landelijke raad van de kerk en voorzitter van deze consultatie, ds. Laurent Schlumberger, tijdens het middageten van de tweede dag, als vanzelfsprekend zijn gasten van het nodige voorzag, borden hielp opruimen, enzovoort. Zo gaan we met elkaar om. Ook dat is een vorm van belijden. Het maakte dat ik mij deze beide dagen in meer dan een opzicht thuis voelde.